18343 |
neus van een schoen |
tip:
tip (Q080p Vliermaal)
|
neus van een schoen [snoet, tip, veusjte, teut] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17614 |
neusgaten |
neuskotten:
noëskoete (Q080p Vliermaal)
|
Neusgaten (neuskoeten, -luiken). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
34222 |
neusklem |
ring:
ręŋk (Q080p Vliermaal)
|
Klem in de neus van een stier. [N 3A, 14d]
I-11
|
18619 |
nevelslinnen mutsje met plooienrand en kinbanden |
kapje:
kepkə (Q080p Vliermaal)
|
mutsje, nevelslinnen ~ met een plooienrand en kinbanden {afb} [nevelskepke, - kap, ievelskepke] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20482 |
nicht |
nicht:
nīēch (Q080p Vliermaal)
|
nicht [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
34265 |
nieren |
nieren:
nērǝ (Q080p Vliermaal)
|
Boonvormig orgaan dat dient tot afscheiding van de urine. De opgaven zijn alle meervoud. [N 28, 88d]
I-11
|
26704 |
niet afgegraven hoogveen |
hoge gracht:
howgǝ grax (Q080p Vliermaal)
|
Echt hoogveen is beperkt tot een paar gebieden in Nederland. Een aantal opgaven duidt zeker niet op hoogveen maar op een bepaalde grond waar het mogelijk is turf te steken. [N 27,18b]
II-4
|
34153 |
niet behouden |
weer willig:
wīr wilǝx (Q080p Vliermaal)
|
Niet bevrucht. De koe wordt drie weken na de dekking weer tochtig. [N 3A, 32b]
I-11
|
34154 |
niet drachtig |
muntig:
mø.ntǝx (Q080p Vliermaal)
|
[JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.]
I-11
|
33447 |
niet gehalveerde poortvleugel |
vleugel:
vløgǝl (Q080p Vliermaal)
|
Een scharnierende poort bestaat meestal uit twee vertikaal verdeelde planken helften of vleugels. Bedoeld wordt een poortvleugel die niet zelf nog eens gehalveerd is. Zie voor dit laatste het lemma "gehalveerde poortvleugel" (4.1.7). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18.c bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42a; monogr.]
I-6
|