17911 |
persen |
duwen:
duwen (Q080p Vliermaal)
|
Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47]
I-11
|
33566 |
perzik |
perzik:
perzik (Q080p Vliermaal),
peͅrzik (Q080p Vliermaal)
|
[ZND 05 (1924)]perzik [ZND 05 (1924)]
I-7
|
24856 |
perzikkruid |
wildeweie:
wilǝwai̯ (Q080p Vliermaal)
|
Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56]
I-5
|
18634 |
pet met brede klep |
loerklak:
lūrklak (Q080p Vliermaal),
stropersklak:
strøpərsklak (Q080p Vliermaal)
|
pet met brede klep [loerklak] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18627 |
pet met opstaand bovenstuk |
kepie:
kepi (Q080p Vliermaal)
|
pet met opstaand cylindervormig bovenstuk in het algemeen {afb} [zeje pet] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18281 |
pet: algemeen |
klak:
klak (Q080p Vliermaal)
|
pet, hoofddeksel met een klep [kips, patsj, klak, koetsj, paaj, flet, kap, klep, muts, luif] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20410 |
petekind |
petekind:
pētəként (Q080p Vliermaal)
|
petekind [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
33568 |
peterselie |
perselein:
perselein (Q080p Vliermaal),
peterselie:
pētərsēli (Q080p Vliermaal),
peͅi̯tərsē.li (Q080p Vliermaal)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)]
I-7
|
21063 |
peul |
schaal:
schalen
šolə (Q080p Vliermaal)
|
de peulen, de doppen van erwten of bonen [N Q (1966)]
III-2-3
|
33508 |
peul, dop (znw) |
schaal:
šolə (Q080p Vliermaal),
šōͅəl (Q080p Vliermaal)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 40 (1942)]
I-7
|