33979 |
stijgbeugels |
stijgbeugels:
stibø̄.gǝls (Q080p Vliermaal)
|
Metalen, van onderen afgeplatte, aan een riem bevestigde ring waarin een ruiter de voet zet om op of af te stijgen en om op te steunen bij het rijden. [JG 1a, 1b]
I-10
|
30180 |
stijlvoetplaat |
plaai:
plaj (Q080p Vliermaal)
|
De onderste regel van het raamwerk waarop de muurstijlen worden geplaatst. In Q 20 rustte de muurplaat op een gemetselde fundering die 'gezwel' ('gǝšw'l', mv. 'gǝšw'ldǝr') werd genoemd. [N 4A, 52d; monogr.; Vld]
II-9
|
18014 |
stikken |
verstikken:
verstikke (Q080p Vliermaal)
|
Stikken: sterven door ademgebrek (stikken, verstikken) [N 106 (2001)]
III-1-2
|
34018 |
stilstaan |
hou:
hǫu̯ (Q080p Vliermaal),
ju(j):
jȳ (Q080p Vliermaal)
|
Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.]
I-10
|
17738 |
stinken |
stinken:
stinke (Q080p Vliermaal)
|
Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken , muffen) [N 108 (2001)]
III-1-1
|
24565 |
stinkende gouwe |
rattekruid:
rottekrooid (Q080p Vliermaal),
wrattenkruid:
wrattenkroad (Q080p Vliermaal)
|
schelkruid [ZND 06 (1924)]
III-4-3
|
19708 |
stoel |
stoel:
stūəl (Q080p Vliermaal)
|
stoel [ZND 07 (1924)]
III-2-1
|
21226 |
stoep |
trottoir:
trottoir (Q080p Vliermaal)
|
stoep [ZND 07 (1924)]
III-3-1
|
19857 |
stoep, trottoir |
trottoir:
trottoir (Q080p Vliermaal)
|
stoep [ZND 07 (1924)]
III-2-1
|
18775 |
stof |
stub:
støb (Q080p Vliermaal)
|
stof [ZND 07 (1924)]
III-2-1
|