20644 |
verschalen |
verschalen:
veršoͅi̯lə (Q080p Vliermaal)
|
verschalen [ZND 06 (1924)]
III-2-3
|
18709 |
versierde schouderdoek |
witte voile (fr.):
witə vuəl (Q080p Vliermaal, ...
Q080p Vliermaal)
|
schouderdoek, versierde ~ door meisjes gedragen in de processie of bij de Plechtige Communie [kardinaal] [N 23 (1964)] || Schouderdoek, versierde ~ door meisjes gedragen in de processie of bij de Plechtige Communie [kardinaal]. [N 23 (1964)]
III-1-3, III-3-3
|
18226 |
versleten |
versleten:
verslete (Q080p Vliermaal)
|
Versleten. Door lang gebruik stuk gegaan, niet meer bruikbaar, gezegd van een kledingstuk [versleten, sleets, schabbig, kaal] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
22349 |
verstoppertje spelen |
piepbergen spelen:
piepberge spele (Q080p Vliermaal),
verstoppertje spelen:
/
verstopperke (Q080p Vliermaal)
|
Schuilevinkje spelen (verbergspel). [ZND 06 (1924)] || verstoppertje [SND (2006)]
III-3-2
|
34235 |
verstopte speen |
verstopte deem:
vǝrstǫptǝ døm (Q080p Vliermaal)
|
Speen waaruit wegens verstopping geen melk komt. [N 3A, 67a]
I-11
|
32577 |
verteerde mest |
kort mest:
kǫt [mest] (Q080p Vliermaal)
|
De termen in dit lemma zijn voor het merendeel van toepassing op mest die lange tijd het onderste of het binnenste deel van de mesthoop heeft gevormd en daardoor goed verteerd is: mest van hoge kwaliteit, die gemakkelijk in kleine delen uiteenvalt. Het onderste uit de mestkuil is vaak zo brokkelig dat het niet met de riek kan worden opgenomen. Deze mest wordt veelal als weidemest gebruikt. Voor sommige termen zie men dan ook het lemma compost. De termen aan het einde van het lemma hebben betrekking op oude, uitgedroogde mest die zijn kwaliteit grotendeels verloren heeft. [N M, 10a; N 11, 27 add.; N 11A, 4a + 4c + 36 + 37; JG 1a + 1b add; div.]
I-1
|
20304 |
verwend kindje |
bedorven kind:
bədérvə keint (Q080p Vliermaal)
|
bedorven kindje; het is een - - [ZND 05 (1924)]
III-2-2
|
18277 |
vest |
kamizool (<fr.):
kaməzōͅl (Q080p Vliermaal)
|
herenvest zonder mouwen met knopen [wes, west, weemeske, kolder, kamezool, zjielle, ziep, sentje [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18533 |
vestzakje |
kamizoolstasje (<fr.):
kaməzōͅlsteͅskə (Q080p Vliermaal)
|
vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
30928 |
veter |
staartel:
statǝl (Q080p Vliermaal)
|
Koord of smal gevlochten band door de ogen van de schoenen geregen, om de kleppen naar elkaar toe te halen en te bevestigen. Het kan van leer of van een andere stof gemaakt zijn. Volgens de informant van P 219 is de staartel breder dan de nestel. [N 60, 27a; N 60, 27b; L 5, 14; Wi]
II-10
|