e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vliermaal

Overzicht

Gevonden: 2122
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brede landweg dreef: dręf (Vliermaal) Brede landweg of een niet-openbare weg door bouw- of weiland. [N 5A, 75a; S 7; Wi 17; L 23, 31a; L 23, 31b; L 1a-m; L 40, 25; monogr.] I-8
breeddorser breeddorser: brē.dǭ.sǝr (Vliermaal) Bij deze dorsmachine werden de schoven dwars, in de breedte, of, anders gezegd, overlangs, in de opening geschoven. Hier gebeurt het eigenlijke dorsen door een molen met latten of wellen. Wompes Pelzer is een Duits fabrikaat breeddorsers, dat nog door paardekracht werd voortbewogen. Zie afbeelding 12. [N 14, 6b; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
breken van leem- of koffiebanken graven: grǭvǝ (Vliermaal) Het breken van leembanken of de donkerbruine, harde laag in zandige grond, de koffiebank genaamd. Dit deed men met een schop, een hak of een bepaald soort ploeg. [N 27, 13a; N 27, 13b] I-8
bretel bretel (<fr.): pərteͅlə (Vliermaal) bretels, stel schouderbanden om de broek op te houden [N 23 (1964)] III-1-3
briesen pruisen: prǭǝ.sǝ (Vliermaal) Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5] I-9
broeden, op eieren zitten broeden: brȳ (Vliermaal) [N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
broeder broeder: bry(3)̄r (Vliermaal) Broeder. [ZND 11 (1925)] III-3-3
broedhen broedkarige hen: brū.tkǭregǝ hen (Vliermaal) Kip die voortdurend neigingen vertoont om te broeden. [N 19, 59; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
broeien schouwen: šāǝ (Vliermaal) Het varken met heet water begieten om de haren en de opperhuid te weken, opdat de haren gemakkelijk afgekrabd kunnen worden. [N 28, 19; monogr.] II-1
broek met split mansbroek: mansbruk (Vliermaal) broek met een split aan de voorkant [fluitjesbroek] [N 23 (1964)] III-1-3