e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vliermaal

Overzicht

Gevonden: 2122
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dekken springen: spreŋǝ (Vliermaal, ... ) Het bevruchten van de koe door de stier. [JG 1a, 1b] || Het dekken van het vrouwelijk schaap door de ram. [N 77, 34; N 77, 33; JG 1a, 1b] I-11, I-12
deklatten daklatten: dǭklatǝ (Vliermaal) De latten op het dak waaraan de stro- of rietbedekking wordt vastgemaakt. [N F, 32b; N 4A, 14a] II-9
deksel deksel: deksəl (Vliermaal, ... ) deksel [ZND 01 (1922)], [ZND 22 (1936)] III-2-1
deksel van de metalen gierton deksel: dę.ksǝl (Vliermaal) De zinken gierton wordt van boven afgesloten met een deksel dat scharnierend bevestigd is aan de kraag van de vulopening. [JG 1a + 1b; N 11A, 54b; monogr.] I-1
dekzeil bâche: baš (Vliermaal) Zeil dat de rug van het paard bedekt als het regent. [JG 1a, 1b] I-10
dempig dempig: dɛ.mpex (Vliermaal) Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6] I-9
dennenappel dennenappel: verzamelfiches; ook ZND01, u 31  dennənappel (Vliermaal) dennenappel [ZND 01 (1922)] III-4-3
dennennaalden kammen: kammen (Vliermaal) dennenaald [ZND 01 (1922)] III-4-3
deugniet deugniet: ook materiaal znd 23,4  deugniet (Vliermaal), duigniet (Vliermaal) deugniet [ZND 01 (1922)] III-1-4
deuk in een hoed bluts: bləts (Vliermaal) deuk in een hoed [dömpel] [N 25 (1964)] III-1-3