25120 |
donderen |
donderen:
donderen (Q080p Vliermaal, ...
Q080p Vliermaal),
donderen
dŏndərə (Q080p Vliermaal)
|
donderen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || donderen [hommelen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25121 |
donderwolk |
dondertorens:
dondertorens
dŏndərti̞uns (Q080p Vliermaal)
|
zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25118 |
donderx |
donder:
donder (Q080p Vliermaal, ...
Q080p Vliermaal),
donder
dŏndər (Q080p Vliermaal)
|
donder [N 22 (1963)], [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-4-4
|
25022 |
donker worden, duisteren |
de avond valt:
de avond valt
dən uəvənt fi̞lt (Q080p Vliermaal)
|
schemering, de overgang van licht naar donker [grouwe, griebelegrouwe] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25021 |
donker, duisterx |
donker:
donkel (Q080p Vliermaal, ...
Q080p Vliermaal)
|
(`t is hier) donker [ZND 23 (1937)]
III-4-4
|
20195 |
dood (adj. schertsend bedoeld |
de hoek om:
znd 23, 022b;
den hoek ,um (Q080p Vliermaal),
hij is morsdood:
znd 23, 022b;
hej ees mous daud (Q080p Vliermaal),
kapot:
znd 23, 022b;
kapot (Q080p Vliermaal),
naar het pierenland:
znd 23, 022b;
no’t pierelaand (Q080p Vliermaal),
vertrokken:
znd 23, 022b;
es vertrokken (Q080p Vliermaal)
|
dood; schertsende uitdrukking die hiervoor gebruikt wordt [ZND 23 (1937)]
III-2-2
|
20194 |
dood (adj.) |
dood:
znd 23, 022a;
doud (Q080p Vliermaal),
dout (Q080p Vliermaal)
|
dood; hij is - [ZND 23 (1937)]
III-2-2
|
20192 |
dood (zelfst.nw.) |
dood:
1a-m; 23, 21
doud (Q080p Vliermaal)
|
dood (subst.; na den dood) [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
20432 |
doodskist |
zerk:
zɛrk (Q080p Vliermaal)
|
Hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd? [Lk 01 (1953)]
III-3-3
|
20438 |
doodskleed |
nachtkleed:
nāxklet (Q080p Vliermaal),
zwart kleed:
zwat kleed (Q080p Vliermaal),
zwart kostuum:
Voor vrouwen.
zwat kəstym (Q080p Vliermaal)
|
bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (thans inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (vroeger inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || kleding waarmee overledene wordt bekleed [N 23 (1964)]
III-2-2
|