33445 |
draaipin van een zware deur of poort |
spoor:
(mv)
spūǝrǝ (Q080p Vliermaal)
|
Aan de onderkant (soms ook bovenkant) draait een zware deur of poort op een ijzeren pin die een deel van het gewicht opvangt en voorkomt dat de deur scheef komt te hangen. De benamingen voor deze zware draaipin hangen soms samen met die voor de scharnierpinnen aan de zijkant van de deuren; zie daarvoor de aflevering over de huizenbouw, deel II, afl. 9. Voor het type turen, vergelijk Rhein.Wb s.v. Turen. Achter in het lemma zijn enkele benamingen apart opgenomen voor de holte (vaak een steen) waar de pin in draait. [N 4A, 50; monogr.]
I-6
|
34160 |
drachtig |
vol:
vǫl (Q080p Vliermaal)
|
[N 3A, 33]
I-11
|
33873 |
drachtige merrie |
vol:
vǫ.l (Q080p Vliermaal)
|
De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a]
I-9
|
33523 |
draden of randen van peulvruchten |
ringen/randen:
reͅŋ (Q080p Vliermaal, ...
Q080p Vliermaal)
|
[Goossens 1b (1960)] [N Q (1966)]
I-7
|
33848 |
draven |
draven:
drǭvǝ (Q080p Vliermaal)
|
In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d]
I-9
|
21153 |
dreef |
dreef:
drèf (Q080p Vliermaal, ...
Q080p Vliermaal)
|
een lange dreef [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
32844 |
driespansevenaar |
warsschei:
jā.sšęi̯ (Q080p Vliermaal)
|
Het grote, verstelbare koppelhout, waarmee een dubbel zwenghout (waaraan weer twee enkele) en een enkel zwenghout van achteren onderling verbonden worden, wanneer men drie paarden naast elkaar voor een zwaar akkerwerktuig moet spannen. Zie afb. 100. Mogelijk zijn enkele termen van toepassing op het geheel van zwenghouten voor een driespan. In de betrokken termen hieronder vertegenwoordigt het lid ''drie'' ook varianten van het type ''drij''. [JG 1b + 1d add.; N 11A, 105]
I-2
|
34094 |
driespeen |
driedemer:
dręǝdømǝr (Q080p Vliermaal)
|
Koeuier die slechts uit drie kwartieren melk geeft. Het is niet altijd goed aan te geven of de benamingen duiden op de koeuier met deze afwijking of op de koe met een dergelijke koeuier. [N 3A, 66]
I-11
|
18866 |
driftig |
kwaad:
kout (Q080p Vliermaal),
koèd (Q080p Vliermaal)
|
driftig [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
22655 |
drijftol |
dop:
doͅp (Q080p Vliermaal),
kokkernol:
kukərnol (Q080p Vliermaal)
|
Drijftol (tol, die met de zweep wordt voortgedreven). [ZND 01u (1924)] || Hoe noemt men het kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven? [Lk 03 (1953)]
III-3-2
|