18828 |
getob; tobben |
gemartel:
ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel
gemattel (Q080p Vliermaal),
gesukkel:
ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel
gesukkel (Q080p Vliermaal)
|
gemartel [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
30181 |
gevak |
pand:
pānt (Q080p Vliermaal)
|
Het open vak dat ontstaat wanneer de horizontale en verticale balken aan elkaar bevestigd worden. In het gevak wordt het vlechtwerk of het metselwerk aangebracht. [N 4A, 52e; monogr.]
II-9
|
33265 |
gewone spurrie |
spurrie:
spøri (Q080p Vliermaal),
spø̜r (Q080p Vliermaal)
|
Spergula arvensis L. Een 15 tot 40 cm hoge plant met rechtopstaande stengels en smalle, priemvormige bladeren in kransen en kleine witte bloempjes. Spurrie bloeit van juni tot september en wordt vooral op zandgronden als veevoeder gekweekt. [N Q, 2; JG 1a, 1b; L A1, 245; R 3, 28; monogr.]
I-5
|
17588 |
gezicht |
gezicht:
bleek gezich (Q080p Vliermaal),
bleek geziech (Q080p Vliermaal)
|
hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)]
III-1-1
|
17589 |
gezicht (spotnamen) |
bakkes:
bakkes (Q080p Vliermaal),
snuit:
laŋ snoait (Q080p Vliermaal)
|
Snuit. Een lange snuit. [ZND 07 (1924)] || Spotbenamingen voor het gezicht [N 109 (2001)]
III-1-1
|
17970 |
gezond |
gezond zijn:
gezond zin (Q080p Vliermaal)
|
Gezond (zijn): niet ziek (gezond, goed, uver, gaaf, krek). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
32865 |
gezwad, regel gemaaid gras |
gezwad:
gǝzwǭǝt (Q080p Vliermaal)
|
De in dit lemma opgenomen woorden zijn van toepassing op de regel afgemaaid gras zoals een maaier die al voortgaande aan zijn linkerzijde vormt. Zie de toelichting bij het voorgaande lemma. = Bij de plaatscode duidt op gelijkheid van de benamingen voor zwad en gezwad in deze plaats; zie ook de kaart. [N 14, 93; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 1b; A 4, 28 add.; A 23, 16 add.; L 8, 137; L 20, 28 add.; S 47; Gwn 7, 9; Lu 1, 16 II add.; monogr.]
I-3
|
18038 |
gezwel |
zweer:
Wanneer de etter eruit is: mettere.
zwiër (Q080p Vliermaal)
|
Gezwel (knobbel, knop, zweer). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
32611 |
gier oproeren |
roeren:
rȳrǝ (Q080p Vliermaal)
|
Bij het oppompen van de gier moest men geregeld de inhoud van de gierkelder oproeren, om te voorkomen dat de dikkere giermaterie, het gierbezinksel, onder in de put zou blijven en door de pomp niet meer opgezogen zou kunnen worden. [JG 1a + 1b; N 11A, 59b; S 30; monogr.]
I-1
|
32607 |
gier pompen |
[gier] pompen:
po.mpǝ (Q080p Vliermaal)
|
Gier met een pomp uit de gierkelder opzuigen en in de gereedstaande gierton doen vloeien. De gegevens voor Nederlands Limburg (voornamelijk verkregen d.m.v. n 11A) beperken zich tot een achttiental plaatsen. Voor de overige is echter ook het type pompen te verwachten. De plaatselijke uitspraak daarvan kan worden afgeleid uit de gegevens van het vorige lemma. De plaatselijke term voor gier, het object van deze handeling, vindt men in het lemma gier c.a. [JG 1a + 1b; N 11A, 50b; A 9, 26 add.; monogr.]
I-1
|