34074 |
jaarring |
ring:
ręŋ (Q080p Vliermaal)
|
Jaarlijkse ringvormige verdikking aan de hoorns. [N 3A, 106b]
I-11
|
18705 |
jacquetjak |
pitje:
pitšə (Q080p Vliermaal)
|
jak in jacquetvorm [seketjek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18259 |
jak |
basquine (fr.):
baskin (Q080p Vliermaal),
mantel:
laŋə mantəl (Q080p Vliermaal),
pitje:
pitšə (Q080p Vliermaal)
|
damesblouse, strak om het lichaam, hoog gesloten met boordje en met lange strakke mouwen [jak, seket] [N 25 (1964)] || vrouwenjak, kort jasvormig getailleerd bovenkledingstuk [jak, baskien, bollero, zeelewermer, kasjevek] [N 23 (1964)] || vrouwenjak, lang ~ [kapoot, kasjevek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18336 |
jarretelle |
jarretelle (fr.):
jarretels (Q080p Vliermaal)
|
jarretels, bandjes aan corset of gordel waaraan de kousen worden vastgeknoopt [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18193 |
jas: algemeen |
pit:
pit (Q080p Vliermaal, ...
Q080p Vliermaal)
|
jas [ZND 06 (1924)] || jas in het algemeen [kölder, frak, palleto, rok, pit, kazak] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18704 |
jasje van het mantelpak |
manteltje:
mēͅntəlkə (Q080p Vliermaal)
|
jasje van het mantelpak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18572 |
jasje van het zwarte pak |
pit:
pit (Q080p Vliermaal)
|
jas van het zwarte pak, vaak kort [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18326 |
jasschort |
mantelvoordoek:
mantelvork (Q080p Vliermaal)
|
schort die aan de voorkant als een jas wordt dichtgeknopt [N 24 (1964)]
III-1-3
|
20561 |
jenever |
brandewijn:
brannewei̯n (Q080p Vliermaal),
jenever:
ẓenø͂ͅvər (Q080p Vliermaal)
|
jenever [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
20405 |
jeugd, jongelieden |
jongelui:
jōēnglui (Q080p Vliermaal)
|
jongelieden; grote (opgeschoten) jongens en meisjes [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|