e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vliermaal

Overzicht

Gevonden: 2122
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kordeel, hotlijn kordeel: kǝrdęi̯l (Vliermaal) Riem die of touw dat aan de korte teugel (cf. lemma Loenje) is vastgemaakt en door de voerman in de hand gehouden wordt. Als de voerman aan die lijn trekt, draait het paard naar links (haar), als hij er zachte rukjes aan geeft, draait het paard naar rechts (hot). Meestal wordt de gewenste richting van het paard echter vooral met commando''s aangegeven. [JG 1a, 1b; N 13, 29 en 32] I-10
korenmijt zetten maken: mǭ.kǝ (Vliermaal) Het maken van de korenmijt. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Het object van de overgankelijke werkwoorden is steeds: een korenmijt, of, kortweg, koren. [N 15, 44; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
korset korset (<fr.): kərseͅt (Vliermaal) korset, rijglijf om de taille [rijlief, rellif, relf, ruls, stiklijst, stiflijk] [N 25 (1964)] III-1-3
korst korst: verzamelfiche, ook materiaal van ZND 01 (a-m vraag 23 a en b zijn samengevoegd.  kōs (Vliermaal) eerste (verse) en laatste (oudbakken) korst van het brood [ZND 02 (1923)] III-2-3
kort geknipt haar bros: bros (Vliermaal) Overal kort geknipt hoofdhaar [tieters, stoppelen] [N 114 (2002)] III-1-1
kort onderrokje onderjupetje (<fr.): onderjaapje (Vliermaal) onderrokje, kort ~ [piszieëlke, poeprökske] [N 24 (1964)] III-1-3
kortademig dempig: dempeg (Vliermaal), dempig (Vliermaal) hij is dempig (kan moeilijk ademen) [ZND 23 (1937)] III-1-2
korte broek kort broekje: koͅt brykskə (Vliermaal) broek, korte (jongens)~ die de knieën onbedekt laat [N 23 (1964)] III-1-3
korte laars halve bot: half bot (Vliermaal) laars met een korte schacht die tot aan de kuit reikt [N 24 (1964)] III-1-3
korte onderbroek? onderbroekje: ŏndərbry(3)̄kskə (Vliermaal), wit broekje: wit bry(3)̄kskə (Vliermaal) onderbroek, korte ~ [N 25 (1964)] III-1-3