17911 |
persen |
persen:
pjasse (Q171p Vlijtingen)
|
persen, Met kracht vloeistof door een nauwe opening ~ (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19229 |
persoon met een lastig karakter |
lastige, een -:
Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend
⁄ne lestəgə (Q171p Vlijtingen)
|
een lastig moeilijk karakter hebbend [niepoter, nietprut, kummelij] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24856 |
perzikkruid |
weiekruid:
węi̯ǝkrō.t (Q171p Vlijtingen)
|
Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56]
I-5
|
18281 |
pet: algemeen |
klak:
klak (Q171p Vlijtingen)
|
pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
20410 |
petekind |
petekind:
pietəkent (Q171p Vlijtingen)
|
petekind [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
33568 |
peterselie |
peterselie:
pētərsēli (Q171p Vlijtingen),
pētərsēlə (Q171p Vlijtingen)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)]
I-7
|
24927 |
petroleum |
ptrole (fr.):
pitrol (Q171p Vlijtingen)
|
petroleum, minerale licht ontvlambare stof die vooral tot verlichting in lampen en als brandstof wordt gebruikt [petrol, peter-, stink-, bron-, brom-, gasolie] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33508 |
peul, dop (znw) |
schaal:
šōͅl (Q171p Vlijtingen)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33522 |
peulen, doppen (ww.) |
peulen:
pōlə (Q171p Vlijtingen)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33569 |
peulerwten |
peulerwten:
± WLD
peelerte (Q171p Vlijtingen),
suikererwten:
sui̯kərēͅ.rtə (Q171p Vlijtingen)
|
[Goossens 1b (1960)]De peulerwt; soort van erwt waarbij de hele vrucht gegeten wordt, ook de schil (sluimerwt, hauw(ke), peul, suikererwt, blie-erwt). [N 82 (1981)]
I-7
|