e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q171p plaats=Vlijtingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stiefmoeder stiefmoeder: stīfmø͂ͅer (Vlijtingen) stiefmoeder [ZND 11 (1925)] III-2-2
stiefvader stiefvader: stīfvoer (Vlijtingen) stiefvader [ZND 11 (1925)] III-2-2
stiekem eten achter de rug (eten): aater de rég [eten} (Vlijtingen) stiekem eten; Hoe noemt U: Steeds weer stiekem eten (knaffelen, knaspelen) [N 80 (1980)] III-2-3
stier duur: dīǝr (Vlijtingen) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijfkop stijfkop: steefkop (Vlijtingen) iemand die zeer koppig is, die niet graag ongelijk toegeeft [stijfkop, werskop, stijloor, strekel] [N 85 (1981)] III-1-4
stijfkoppig kopsig: képsəg (Vlijtingen) niet gemakkelijk te bewegen een houding of opvatting te laten varen of ongelijk te bekennen, zeer koppig [stug, wers] [N 85 (1981)] III-1-4
stijgbeugels stijgbeugels: stigbiɛ.gǝls (Vlijtingen) Metalen, van onderen afgeplatte, aan een riem bevestigde ring waarin een ruiter de voet zet om op of af te stijgen en om op te steunen bij het rijden. [JG 1a, 1b] I-10
stikken verstikken: verstikke (Vlijtingen) Stikken, sterven door ademgebrek (stikken). [N 84 (1981)] III-1-2
stilstaan ju(j): jȳ (Vlijtingen) Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.] I-10
stinken stinken: steenkə (Vlijtingen) Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken, muffen, dassen). [N 84 (1981)] III-1-1