e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q171p plaats=Vlijtingen

Overzicht

Gevonden: 1960
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
houtworm houtworm: hootwerm (Vlijtingen), houtwerm (Vlijtingen) houtworm [Lk 01 (1953)] || houtworm, memel [ZND 38 (1942)] III-4-2
huichelaar schijnheilige: dat es ne scheenhuilige (Vlijtingen) huichelaar (schijnheilige, enz.) [ZND 24 (1937)] III-1-4
huig lelletje: lelleke (Vlijtingen) Huig: het kegelvormig uitsteeksel van het weke gehemelte aan de ingang van de keel; het lelletje in de keel (huig, huik, ziel). [N 84 (1981)] III-1-1
huisjesslak karakol: WLD  karrekol (Vlijtingen) Hoe noemt u de slak die haar huisje op haar rug meedraagt (kerrekol) [N 83 (1981)] III-4-2
hulp, bijstand hulp: hulp (Vlijtingen) de ondersteuning die men iemand geeft om zijn werk af te maken [hulp, genade] [N 85 (1981)] III-1-4
hulst hulst: ± WLD  hulst (Vlijtingen) De altijdgroene heester met stijve, stekelpuntige, glimmende bladeren, witte bloemen en rode bessen; hulst (heukel, velst, ulster, prikblad). [N 82 (1981)] III-4-3
huppelen huppelen: huppele (Vlijtingen) Huppelen: met kleine sprongetjes zich voortbewegen (hippen, hoppen, huppen, huppelen). [N 84 (1981)] III-1-2
huwelijk trouw, de -: trəw (Vlijtingen) de plechtigheid waarbij het samenleven van een man en een vrouw wettelijk geregeld wordt [huwelijk, trouw, trouwerij] [N 87 (1981)] III-2-2
hyacint hyacint: jacint (Vlijtingen) Hyacint (hyacinthus oriëntalis). Bloemdek met naar buiten omgebogen slippen; bol platrond met witte of violette buitenmantel. De bladeren zijn vlezig, tot 2 cm breed. De bloemstelen zijn tijdens de bloei ineengebogen, met een klein schutblaadje, de meeldr [N 92 (1982)] III-2-1
iemand graag mogen gaarne zien: gjan zieə (Vlijtingen) iemand graag mogen [bestaan op, lijden, zetten] [N 85 (1981)] III-3-1