e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q171p plaats=Vlijtingen

Overzicht

Gevonden: 1960
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleinkinderen kleinkind: klénkend (Vlijtingen) kleinkind [ZND 11 (1925)] III-2-2
kleinzoon kleinzoon: kleenzûun (Vlijtingen) kleinzoon [ZND 11 (1925)] III-2-2
kletsen babbelen: Van Dale: babbelen, 1. veel praten over dingen van weinig belang, uit lust tot praten; (schoolt.) met elkaar praten van leerlingen onder de les; -2. praatjes verkopen, kwaadspreken; -3. keuvelen, gezellig praten; -4. (gew.) uit de school klappen; -5. (in litt. t.) een geluid maken dat aan babbelen doet denken.  babbelen (Vlijtingen), zeveren: Van Dale: zeveren, (gew.), 2. flauwe praat verkopen; -zaniken.  zéévere (Vlijtingen) praten over dingen van weinig belang [zwetsen, kletsen, snateren, klappen, snabbelen, wauwelen, teuten, kebbelen] [N 87 (1981)] || praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)] III-3-1
kletsoor klatsoor: kladzōr (Vlijtingen) Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14] I-10
kletswijf kletskont: kletskoont (Vlijtingen), kletswijf: kletsweef (Vlijtingen), sledder: sledder (Vlijtingen) een vrouw die veel babbelt [klappei, kwek, kommeer, blameer, viswijf] [N 87 (1981)] III-3-1
klieven klieven: klieve (Vlijtingen) klieven: Vaneen scheiden (klieven, kloven). [N 84 (1981)] III-1-2
klimop wintergroen: -  weentergrien (Vlijtingen), ± WLD  weentergrien (Vlijtingen) De altijdgroene heester die zich door middel van wortels aan de omringende voorwerpen hecht (klimop, veil, klim, ifte, eiloof, klimmerkruid, lier). [N 82 (1981)] || klimop [ZND 36 (1941)] III-4-3
klinken kaken: kêkə (Vlijtingen) klinken: Een goed hoorbaar, luid of helder geluid voortbrengen (klinken, luiden, klabetteren, klawetteren). [N 84 (1981)] III-1-1
klokje (alg.) klokje: klekske (Vlijtingen) Klokjesbloem (campanula 50 tot 100 cm groot. De plant is ruw behaard. De stengel heeft scherpe kanten; de onderste bladeren zijn hartvormig en langgesteeld, de bovenste zijn smal en kort of niet gesteeld, de bladrand is gezaagd. De bloemen staan in loss [N 92 (1982)] III-4-3
klomp klomp: klomp (Vlijtingen), klompen (Vlijtingen), kloomp (Vlijtingen), klōmp (Vlijtingen) In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp; Hoe heet een houten schoeisel (fr. sabot)? [ZND 36 (1941)] || schoeisel bestaande uit een uitgehold stuk hout, houten schoen [klomp, kloon, blok, holsblok, klopper, lolleblok, sabot] [N 86 (1981)] II-12, III-1-3