| 21981 |
duif die normaal op langeafstandsvluchten vliegt |
fond:
fond (Q171p Vlijtingen)
|
Hoe heet een duif die normaal vliegt: op lange afstandsvluchten? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 21983 |
duif die normaal op middellangeafstandsvluchten vliegt |
halvefond:
have fond (Q171p Vlijtingen)
|
Hoe heet een duif die normaal vliegt: op middellange afstandsvluchten? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 21926 |
duif met effen grijs-blauw vederkleed |
blauwe, een -:
blaw (Q171p Vlijtingen),
blauwe, een ~:
blawe (Q171p Vlijtingen)
|
Elke duif heeft bij de duivesporter in de regel een naam. Indien U hiervoor benamingen kent, die: afgeleid zijn van het ringnummer, geef hiervan dan een/enkele voorbeeld(en)? [N 93 (1983)] || Hoe noemt men een duif met effen grijs-blauw vederkleed (blauw)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 21929 |
duif met grote donkere vlekken |
zwarte tijger:
zwatte tiger (Q171p Vlijtingen)
|
Hoe noemt men een duif met grote donkere vlekken in de vleugels (zwart-geschelpt)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 21928 |
duif met grotere kleurschakeringen |
tijger:
tiger (Q171p Vlijtingen)
|
Hoe noemt men een duif met grotere kleurschakeringen in de vleugels (geschelpt)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 21934 |
duif met één of meer witte pennen |
wittepen:
wittepen (Q171p Vlijtingen)
|
Hoe noemt men een duif met één of meer witte pennen (wittepen, witteslag)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 21907 |
duif uit het eerste nest van het jaar |
pieper:
pieper (Q171p Vlijtingen)
|
Hoe heet een duif uit het eerste nest van het jaar? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 21909 |
duif uit het laatste nest van het jaar |
late pieper:
loate piepers (Q171p Vlijtingen),
nestpinner:
nestpenner (Q171p Vlijtingen)
|
Hoe heet een duif uit het laatste nest van het jaar? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 22098 |
duiven keuren |
triren:
Van Dale: triëren.
triëren (Q171p Vlijtingen)
|
de duif keuren in het hok om over de deelneming aan een vlucht te beslissen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 21965 |
duivenhok |
duifhuis:
dō.vǝs (Q171p Vlijtingen),
duivenkot:
doovekot (Q171p Vlijtingen),
duivennest:
`t doovennis (Q171p Vlijtingen),
duivernest:
dōvǝrnes (Q171p Vlijtingen),
duives:
dō.vəs (Q171p Vlijtingen)
|
Duivenhok. [Goossens 1b (1960)] || Hoe heet de woonplaats van de duif? [N 93 (1983)] || Hoe heten de standplaatsen van de verschillende huisdieren, namelijk het duivenhok? [ZND 38 (1942)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker]
I-6, III-3-2
|