e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Voort

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
middelste kegel koning: keunig (Voort) Hoe heet de middelste kegel in het kegelspel? [ZND 36 (1941)] III-3-2
middendeel van het paard pens: pɛ̄.ns (Voort) De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9
middennaafbanden dombanden: dombɛ̄n (Voort) De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.] II-11
mier moeremet: ook in ZND 08, 152a  murəmɛt (Voort) mier [ZND 01 (1922)] III-4-2
mijt afdekken toedekken: tǫu̯dękǝ (Voort) De korenmijt van een dak voorzien. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Bij besteken merkt Goossens in zijn materiaal op: "meer speciaal de grote band om de kop". [N 15, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
mikken mikken: mikken (Voort) Op iemand mikken (om met een boog of geweer te schieten). [ZND 38 (1942)] III-3-2
minderjarig minderjarig: znd 1 a-m  mindərjurich (Voort), zijn jaren niet hebben: znd 31, 23a  hee het z’n jôre niet (Voort) minderjarig [ZND 01 (1922)], [ZND 31 (1939)] III-2-2
misdienaar misdienaar: ai niet zuiver  mai⁄sdiener (Voort) Hoe heet de jongen die de mis dient? [ZND 36 (1941)] III-3-3
mismaakt mismaakt: mismok (Voort), mismoͅk (Voort) het kind is mismaakt [ZND 31 (1939)] || mismaakt [ZND 01 (1922)] III-1-2
moe moe: myj (Voort), (Voort) moe [ZND 01 (1922)] || Wij zijn moe en we hebben dorst. [ZND 04 (1924)] III-1-2