e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Voort

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pasen pasen: posche (Voort) Paschen valt laat. [ZND 34 (1940)] III-3-3
pasgeboren kalf nuchter kalf: nyxtǝr [kalf] (Voort) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
penis van de stier pink: pe.ŋk (Voort) Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b] I-11
perzikkruid wildeweie: weljǝwē̜i̯ (Voort) Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56] I-5
peterselie petersel: peͅitərsel (Voort) [Goossens 1b (1960)] I-7
peul, dop (znw) schaal: sxuəl (Voort) [Goossens 1b (1960)] I-7
peulen, doppen (ww.) peulen: puələ (Voort) [Goossens 1b (1960)] I-7
peulerwten schaalerwten: sxuəleͅ.rtə (Voort) [Goossens 1b (1960)] I-7
pijn pijn: pijn (Voort) pijn: De handen van dat kleine kindje doen zeer [ZND 44 (1946)] III-1-2
pikbinder zichtmachine: zī.x[machine] (Voort) Machine die niet alleen maait, maar het koren ook tot schoven samenbindt. Zie afbeelding 6. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [machine] zie het lemma ''maaimachine'' (3.2.18) in aflevering I.3. Kaart 36 is een woordkaart gebaseerd op het materiaal uit dit lemma; kaart 37 is een betekeniskaart, gebaseerd op het materiaal uit dit lemma èn het lemma ''graanmaaimachine'' (4.5.2) en toont waar men met de termen zicht- en pikmachine ofwel de enkelvoudige maaimachine ofwel de combinatiemachine, pikbinder, aanduidt.' [N J, 4a; JG 1a, 1b; monogr.] I-4