e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Voort

Overzicht

Gevonden: 1571
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eed eed: ēt (Voort) eed [ZND 01 (1922)] III-3-1
eekhoorn eekhoorntje: ook ZND 02, 008  e:kho:rəntje (Voort), ē.kjöüŋkə (Voort), ɛjəkørəkə (Voort) eekhoorn [ZND 01 (1922)] III-4-2
eelt, eeltknobbel hard vlees: houət vleesch (Voort) Hij heeft eelt in zijn handen (verharding van de huid door het werken met de spade) [ZND 35 (1941)] III-1-2
een ei ei: ei̯.ǝ (Voort), ē (Voort), ē̜i̯ǝ (Voort), ęi̯ǝ (Voort), eitje: ēkǝ (Voort) [L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.] I-12
een huis huren huren: hy(3)̄rə (Voort), hyrə (Voort) een huis huren [ZND 27 (1938)] || huren [ZND 01 (1922)] III-2-1
een kring op de grond trekken een ring maken: enne renk moake (Voort) Een kring op de grond trekken. [ZND 29 (1938)] III-3-2
een lastig karakter hebbend niet gemakkelijk: he is nie gemekkelich (Voort) Hij is niet gemakkelijk, ... niet mak (een lastig karakter). [ZND 38 (1942)] III-1-4
een paard beslaan beslaan: bǝslø̄.ǝn (Voort) Een paard van hoefijzers voorzien. Tijdens het beslaan wordt het paard in de hoefstal van de smidse geplaatst. De hoefsmid verwijdert eerst met behulp van de hoefhamer en de hoeftang het oude hoefijzer. Vervolgens bewerkt hij de hoef door middel van het hoefmes en de hoefrasp. Het nieuwe hoefijzer wordt gewoonlijk warm gepast. Daarvoor wordt het gelijkmatig donkerrood verhit en enige ogenblikken tegen de besneden hoef gehouden. Het ijzer moet overal dicht tegen de hoef passen; aan onverbrande plaatsen onder de hoef kan de smid zien dat deze nog met de hoefrasp moet worden bijgewerkt. Het ijzer wordt met hoefnagels aan de hoef bevestigd. De nagels worden daartoe eerst met behulp van de beslaghamer door de hoef geslagen. Dan worden de uitstekende uiteinden van de hoefnagels met de hoeftang tot op 3 mm afgeknepen. Het gedeelte van de hoefnagel dat nog uitsteekt, wordt vervolgens omgeslagen in een uitholling van de hoef die door middel van de onderkapper is gemaakt. Tot slot wordt de hoef soms nog met de hoefrasp bijgewerkt. [JG 1a; JG 1b; N 100, 17; monogr.] II-11
een riek mest flok/vlok (mest): flǫk (Voort) Een riek mest is de hoeveelheid mest die men in één keer met de riek kan opnemen. Die hoeveelheid is kleiner naarmate de mest meer verteerd is en daardoor gemakkelijker uiteenvalt. Van de termen die in dit lemma voorkomen, zijn er sommige (ook) van toepassing op een brok of klont mest: een aaneenklevende, weke massa goed verteerde mest. [N M, 12a; JG 1a + 1b + 2c; N 11A, 14; monogr.] I-1
een veulen werpen veulen: vø̄i̯.lǝ (Voort) Als de weeën toenemen, gaat de merrie liggen. De geboorte begint, als de vliezen breken en het vruchtwater wegloopt. [JG 1a, 1b; N 8, 52] I-9