e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Voort

Overzicht

Gevonden: 1571
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leest leest: les (Voort) De pasvorm, meestal van beukenhout, waaraan men de schoenen maakt. "De leest waarop de schoen gemaakt wordt, moet als het ware net een afgietsel zijn van de voet, en voor wat de stand aangaat, geschikt zijn volgens de hoogte der hiel waarvoor hij zal gebruikt worden" (Dierick, pag. 7). [N 60, 185a; N 60, 244a; L 1a-m; L 30, 8; S; monogr.] II-10
leeuw leeuw: leoof (Voort), ljo:əf (Voort, ... ) Leeuw. [ZND 01 (1922)], [ZND 30 (1939)] III-3-2
leggen leggen: laegə (Voort) leggen [ZND 01 (1922)] III-1-2
lei lei: lei (Voort) Een lei waarop de kinderen schrijven. [ZND 37 (1941)] III-3-1
leiden leiden: lɛi̯ǝ (Voort) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
leien dak schaliedak: sxǫwlidǭk (Voort) Met leien gedekt dak. Zie ook de lemmata 'Rijndak' en 'Maasdak'. [L 37, 26c; N 79, 5 add.] II-9
lente, voorjaar opgang: opgang (Voort), ps. omgespeld volgens IPA; of gewoon overnemen: opga:nk?  opga͂nk (Voort) lente [ZND 30 (1939)] III-4-4
lepe, doortrapte kerel fijne, een -: fijne (Voort), lepe, een -: lebe (Voort), loerjas: in betekening van domkop  loorjas (Voort) doortrapte kerel [ZND 30 (1939)] III-1-4
lepel lepel: Uitspraak: eerste \"e\"is bijna dof.  lepel (Voort) Lepel (juiste dialectuitspraak) [ZND 37 (1941)] III-2-1
leugen leugen: da is ’n leuge (Voort) Dat is een leugen. [ZND 37 (1941)] III-3-1