33955 |
trekhaken, -ogen |
ogen:
ūgǝ (P227p Vorsen)
|
IJzeren haken of ogen die aan de voorkant van het haam aan de haamijzers of treiten bevestigd zijn, op elke haamspaan een. Aan die haken of ogen worden de strengen bevestigd waarmee het paard trekt. Er zijn hamen met ogen, dan hebben de strengen aan het uiteinde haken, heeft het haam daarentegen haken, dan zijn de strengen aan het uiteinde van ogen voorzien. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 6a en 6b; N 36, 12]
I-10
|
22394 |
troeven |
troeven:
trouffe (P227p Vorsen)
|
met een troefkaart andere kaarten nemen of slaan [troeven, snijden] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22861 |
trommeltje |
trommeltje:
tryməlkə (P227p Vorsen)
|
trommeltje [RND]
III-3-2
|
22672 |
trompet |
trompet:
trompèt (P227p Vorsen)
|
het koperen blaasinstrument met een schetterende, doordringende toon [trompet, toet] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
20384 |
trouwen |
trouwen:
trooë (P227p Vorsen)
|
door het huwelijk verenigd worden; trouwen [sjanken, sanksen, berinnen, trouwen] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
18083 |
tuberculose |
tering:
teering (P227p Vorsen)
|
Tuberculose: infectieziekte veroorzaakt door de tuberkelbacil die vrijwel alle organen kan aantasten, meestal echter de longen (tering, teer, tbc, teebee). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
33542 |
tuinkervel |
kelver:
keͅləvər (P227p Vorsen)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33615 |
tuinman, boomkweker |
hovenier:
JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.
hovənīi̯r (P227p Vorsen)
|
[RND 08]
I-7
|
33998 |
twijg |
bengel:
bɛŋǝl (P227p Vorsen)
|
Vaak wordt in plaats van een zweep ook een twijg gebruikt om het paard aan te vuren. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
33597 |
ui, ajuin |
djaan:
džān (P227p Vorsen)
|
ajuin (sg) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|