33788 |
uier |
ouwer:
ūr (P227p Vorsen),
uier:
ø̜̄r (P227p Vorsen, ...
P227p Vorsen,
P227p Vorsen)
|
[JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b]De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] || Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b]
I-11, I-12, I-9
|
18573 |
uitgaanskleren |
uitgangskleding:
aatgangsklieding (P227p Vorsen)
|
Uitgaanskleren. De kleren die men draagt als men uitgaat. [N 114 (2002)]
III-1-3
|
32967 |
uitkomen |
piepen:
p˙īpǝ (P227p Vorsen),
uitkomen:
ātkǫu̯mǝ (P227p Vorsen)
|
Het boven de grond uitkomen van het gekiemde zaadkorreltje. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit S 17]
I-4
|
18108 |
uitslag onder de neus |
uitslag:
uitslag (P227p Vorsen)
|
Uitslag, zweren onder de neus (futsel, logistgast, uitslag, zweren). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
32416 |
uitspannen |
uitspannen:
ātspanǝ (P227p Vorsen)
|
Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.]
I-10
|
17705 |
uitwerpselen |
stront:
strond (P227p Vorsen)
|
uitwerpselen [N 10c (1995)]
III-1-1
|
17699 |
urine |
zeik:
zéék (P227p Vorsen)
|
urine [N 10c (1995)]
III-1-1
|
17700 |
urineren |
pissen:
pisse (P227p Vorsen)
|
urineren [N 10c (1995)]
III-1-1
|
22465 |
vaandel |
drapeau (fr.):
drapeau (P227p Vorsen)
|
de aan de stok gedragen doek met de kleuren of emblemen van een vereniging of gilde [vaandel, vendel, vaan] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
34061 |
vaars |
vaars:
vɛ̄ǝs (P227p Vorsen)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|