e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vorsen

Overzicht

Gevonden: 1250
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geld geld: gɛlt (Vorsen), xɛld (Vorsen) geld [RND] || geld opdoen (opmaken) [RND] III-3-1
gelijkspelen boef spelen: bouf spéele (Vorsen) quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan] [N 112 (2006)] III-3-2
geluidloos een wind laten veesten: vijste (Vorsen) geluidloos een wind laten [feuze, bussinge] [N 10c (1995)] III-1-1
geluidloze wind veest: vees (Vorsen) geluidloos een wind laten [feuze, bussinge] [N 10c (1995)] III-1-1
geprimeerde stier concoursvar: kǫŋkūrvɛ̄ǝr (Vorsen) Stier die prijzen en andere bekroningen heeft behaald. [JG 1a, 1b] I-11
gerst gerst: gas (Vorsen) Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.] I-4
geslachtsgemeenschap hebben dekken: dékke (Vorsen), poepen: poeppe (Vorsen) geslachtsgemeenschap uitoefenen [N 10C (zj)] III-2-2
gesneden mannelijk schaap hamel: hǭ.mǝl (Vorsen) [N 19, 65a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; AGV m 3; A 2, 46; A 4, 22a; R 3, 24; N 77, add.; L 39, 44; L 20, 22a; L 5, 30b; Wi 12; monogr.] I-12
gesneden mannelijk varken berg: bɛrǝx (Vorsen) Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12] I-12
getalzijde van een geldstuk munt: mënt (Vorsen) de getalzijde van een geldstuk [letter, oppers, munt] [N 112 (2006)] III-3-2