21274 |
geld |
geld:
gɛlt (P227p Vorsen),
xɛld (P227p Vorsen)
|
geld [RND] || geld opdoen (opmaken) [RND]
III-3-1
|
22334 |
gelijkspelen |
boef spelen:
bouf spéele (P227p Vorsen)
|
quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
17710 |
geluidloos een wind laten |
veesten:
vijste (P227p Vorsen)
|
geluidloos een wind laten [feuze, bussinge] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
17711 |
geluidloze wind |
veest:
vees (P227p Vorsen)
|
geluidloos een wind laten [feuze, bussinge] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
34057 |
geprimeerde stier |
concoursvar:
kǫŋkūrvɛ̄ǝr (P227p Vorsen)
|
Stier die prijzen en andere bekroningen heeft behaald. [JG 1a, 1b]
I-11
|
32979 |
gerst |
gerst:
gas (P227p Vorsen)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
20312 |
geslachtsgemeenschap hebben |
dekken:
dékke (P227p Vorsen),
poepen:
poeppe (P227p Vorsen)
|
geslachtsgemeenschap uitoefenen [N 10C (zj)]
III-2-2
|
34394 |
gesneden mannelijk schaap |
hamel:
hǭ.mǝl (P227p Vorsen)
|
[N 19, 65a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; AGV m 3; A 2, 46; A 4, 22a; R 3, 24; N 77, add.; L 39, 44; L 20, 22a; L 5, 30b; Wi 12; monogr.]
I-12
|
34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
bɛrǝx (P227p Vorsen)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
22404 |
getalzijde van een geldstuk |
munt:
mënt (P227p Vorsen)
|
de getalzijde van een geldstuk [letter, oppers, munt] [N 112 (2006)]
III-3-2
|