| 33495 |
pit, kern van fruit |
kern:
kijan (Q183p Vreren)
|
[RND 08]
I-7
|
| 19417 |
plattebuiskachel |
stoof:
stuəf (Q183p Vreren)
|
lange kookkachel, met langwerpige platte buis en zichtbaren pot [ZND 23 (1937)]
III-2-1
|
| 21203 |
postbode |
facteur (fr.):
faktø͂ͅr (Q183p Vreren)
|
postbode [RND]
III-3-1
|
| 22862 |
prijzen (mv.) |
prijzen:
pra:is (Q183p Vreren)
|
prijzen (mv.) [RND]
III-3-2
|
| 27904 |
raam |
venster:
vinstǝr (Q183p Vreren)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|
| 25171 |
regen (alg.) |
regen:
renger (Q183p Vreren)
|
regen [ZND 23 (1937)]
III-4-4
|
| 30537 |
regenpijp |
kandelbuis:
kǫnǝlbǫws (Q183p Vreren)
|
De buis die het regenwater vanuit de dakgoot naar beneden voert. [N 64, 149a; L 24, 23b; L 24, 38; L B1, 160b; monogr.; Vld.]
II-9
|
| 21269 |
rijkdom |
rijkdom:
raəgdum (Q183p Vreren)
|
rijkdom [RND]
III-3-1
|
| 20816 |
rijp |
rijp:
ráá-ip (Q183p Vreren)
|
rijp [RND]
III-2-3
|
| 33509 |
rijshout, bonenstaak |
boonstaak:
boonstoak (Q183p Vreren)
|
[ZND 23 (1937)]
I-7
|