| 34297 |
varken |
varken:
vɛ̄.rǝkǝ (Q172p Vroenhoven)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
| 34316 |
varken van acht tot twaalf weken |
scheut:
šyǝ.t (Q172p Vroenhoven)
|
De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|
| 34363 |
varkens mesten |
masten:
mastǝ (Q172p Vroenhoven)
|
Het vetmesten van varkens totdat ze geschikt zijn voor export of slacht. [N 76, 37c; JG 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
| 33393 |
varkenstrog |
trog:
tru̯ax (Q172p Vroenhoven)
|
De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d]
I-6
|
| 20646 |
varkensvet |
vet:
veͅt (Q172p Vroenhoven)
|
gesmolten vet [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
| 34272 |
vaste uitwerpselen |
schaapskeutelen:
sxǭpski̯ø̄tǝlǝn (Q172p Vroenhoven),
stront:
stro.nt (Q172p Vroenhoven)
|
In de vragen L 20, 22f en A 4, 22f werd ook gevraagd naar het gebruik van schapenmest. Uit de antwoorden blijkt dat schapenmest kon dienen als bemesting in het algemeen en als weiland- en bloembemesting. Ook vermengde men schapenmest met stalmest. Schapenmest werd wel eens gebruikt om stokbomen in te planten. [N 77, 122; L 20, 22f; A 4, 22f; A9, 24c] || Vaste uitwerpselen van vee. [JG 1a, 1b; A 9, 24e; A 9, 28c; monogr.]
I-11, I-12
|
| 22648 |
vastenavond |
vastenavond:
vastənoͅ.vət (Q172p Vroenhoven)
|
vastenavond [RND]
III-3-2
|
| 26650 |
vat |
vat:
vǭ.t (Q172p Vroenhoven
[(20 kg)]
)
|
Graanmaat. Naar gelang de streek kan de inhoud van een vat verschillen. Voor zover door de invullers opgegeven, is achter het plaatscodenummer tussen ronde haken het aantal kiloɛs vermeld.' [JG 1b; JG 1c; JG 2c; Jan 141; Coe 263; Grof 288; monogr.]
II-3
|
| 32342 |
vat, ton |
vat:
vǭt (Q172p Vroenhoven)
|
Een vat of ton is uit houten duigen en twee bodems samengesteld en wordt met behulp van houten of metalen banden bijeen gehouden. Het middendeel ervan, de buik, heeft de grootste omvang. Vanuit het midden loopt het vat naar het boven- en ondereinde smaller toe. [N E, L; L 21, 40; monogr.]
II-12
|
| 21284 |
vechten |
vechten:
vae:xtə (Q172p Vroenhoven)
|
Hij deed geheel de wereld vechten. [RND]
III-3-1
|