| 33986 |
vliegennet |
vliegennet:
vlēgǝnęt (Q172p Vroenhoven)
|
Fijnmazig net dat over een ingespannen paard wordt gehangen om het tegen vliegen te beschermen. [JG 1a, 1b, 2a, 2b; N 13, 82a]
I-10
|
| 24392 |
vlinder |
kapel:
kopeͅl (Q172p Vroenhoven),
groter dan piepel
kapel (Q172p Vroenhoven),
mot:
mot (Q172p Vroenhoven),
pepel:
pi.pəl (Q172p Vroenhoven),
piepel (Q172p Vroenhoven, ...
Q172p Vroenhoven),
valk:
valk (Q172p Vroenhoven)
|
vlinder [GV Gr (1935)], [ZND 18G (1935)] || vlinder, pepel [RND]
III-4-2
|
| 18217 |
vod |
vod:
vot (Q172p Vroenhoven)
|
vod
III-1-3
|
| 33229 |
voederbieten |
kroten:
krōtǝ (Q172p Vroenhoven)
|
Beta vulgaris L. subsp. vulgaris. De algemene benaming van de bieten die gekweekt worden om als veevoeder te worden gebruikt. De voederbiet groeit grotendeels boven de grond, in tegenstelling tot de suikerbiet waarvan alleen de bladerkruin boven de grond uitkomt. De plant gedijt het best op losse vochthoudende zandgrond en verdraagt zware stalmest- of gierbemesting. Het is vanouds een in Limburg veel verbouwd veevoeder dat in het eigen gemengde bedrijf werd benut. Voor de fonetische documentatie van het tweede woorddeel in de samenstellingen zoals voederbieten, waarvan dat tweede element ook als enkelvoudig woord in het lemma voorkomt, zie onder dat enkelvoudig woord, i.c. bieten. In de vragenlijsten is steeds naar de meervoudsvorm gevraagd. [N 12, 38; N 12A, 1; JG 1a, 1b, 1d, 2b, 2c; A 13, 2b; L 43, 4b; monogr.]
I-5
|
| 20483 |
voedsel |
eten:
ēͅ-tə (Q172p Vroenhoven),
ə:tə (Q172p Vroenhoven),
kost:
kos (Q172p Vroenhoven)
|
dat is krachtig voedsel [ZND 28 (1938)] || eten (znw.) [ZND 44 (1946)]
III-2-3
|
| 34280 |
voer |
voer:
fōr (Q172p Vroenhoven)
|
Veevoer. De samenstelling van dit voer is vevarieerd. Afval van hooi en stro, wortels van gras en graan, soorten zaad, zemelen en meel kunnen ingrediënten zijn. [N 5A II, 64a en 64b; RND 97; S 41; L 28, 45; JG 1d; monogr.]
I-11
|
| 28819 |
voering, voeringstof |
voer:
vōr (Q172p Vroenhoven)
|
Stof waarmee kledingstukken van binnen bekleed worden. [N 62, 18a; N 62, 84; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 29; MW; S 41; monogr.]
II-7
|
| 28326 |
voerman |
voerman:
vōrman (Q172p Vroenhoven)
|
Persoon die een ingespannen paard bestuurt of ment. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
| 23188 |
voetballer |
voetballer:
Karte 165.
vut}/[vūt}baller (Q172p Vroenhoven)
|
Fussballspieler.
III-3-2
|
| 23187 |
voetbalspel |
voetbal:
Karte 163.
vut}/[vūt}bal m. (Q172p Vroenhoven)
|
Fussball(veranstaltung).
III-3-2
|