e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vroenhoven

Overzicht

Gevonden: 1550
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blaren blazen: blǭs (Vroenhoven), invreten: vret˱ īn (Vroenhoven), zich opgeven: gīf ˲zex˱ ǫp (Vroenhoven) Het verschijnsel waarbij een verflaag plaatselijk van de ondergrond loslaat en er zwellingen ontstaan. Het blaren kan verschillende oorzaken hebben. De voornaamste zijn: vocht in het geschilderde materiaal en slechte hechting van de verflaag aan het materiaal. [L 32, 78; monogr.] II-9
blauwe bosbes molbeer: verzamelfiche, ook mat. van ZND02, 3 en ZND16, 2  molberen (Vroenhoven) bosbes, alg. [ZND 01 (1922)] III-4-3
bleek bleek: bleek gezich (Vroenhoven), hĕr es zo bleek (Vroenhoven), ər eͅs blēk (Vroenhoven), zo wit als een dode: nb: her het ee gezich wej ne sniechieter  hèr is zoe wit as ne doeie (Vroenhoven) hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)] || hij is zo bleek [ZND 21 (1936)] III-1-2
bleek, flets zien bleek zijn: ər eͅs blēk (Vroenhoven) hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)] III-1-2
blijven wachten blijven: blīēve (Vroenhoven) blijven [ZND 25 (1937)] III-4-4
bliksemen bliksemen: het bliksemp (Vroenhoven, ... ), ps. omgespeld volgens Frings!  et bliksemt (Vroenhoven, ... ) bliksemen [ZND 21 (1936)] || het bliksemt [ZND 01 (1922)] III-4-4
bloedworst bloedworst: bloodwjeus (Vroenhoven), blooi-jŭs (Vroenhoven), blōiwy(3)̄ə.s (Vroenhoven) bloedworst [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)] III-2-3
bloedzuiger bloedzuiger: bloedzuiger (Vroenhoven), bloedzuiker: blotzyker (Vroenhoven) bloedzuiger [ZND 33 (1940)] III-4-2
bloei bloei: blø̜i̯ (Vroenhoven), blēi̯ (Vroenhoven) Opgaven voor de uitdrukking "in (de) bloei staan"; het zelfstandig naamwoord. [L 32, 76; monogr.] I-4
bloeien bloeien: (-) bluijt (Vroenhoven), blø̜i̯ǝ (Vroenhoven), in bloei staan: (-) steet ien blūij (Vroenhoven), (-) steit ien blŭi (Vroenhoven), in de bloei staan: (-) stet in də blei̯j (Vroenhoven) De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.] || in bloei staan [ZND 32 (1939)] I-4, III-4-3