| 33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
ɛ̄.rt (Q172p Vroenhoven)
|
Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5
|
| 20855 |
eten (ww.) |
eten:
ei-te (Q172p Vroenhoven),
ete (Q172p Vroenhoven),
éétə (Q172p Vroenhoven),
met lengteteken op de eerste e
ète (Q172p Vroenhoven)
|
eten [RND], [ZND 25 (1937)]
III-2-3
|
| 32843 |
evenaar, tweespanszwenghout |
warsel:
jɛ̄.sǝl (Q172p Vroenhoven)
|
De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.]
I-2
|
| 21127 |
fiets |
fiets:
fēts (Q172p Vroenhoven)
|
fiets [ZND 44 (1946)]
III-3-1
|
| 21259 |
fietser |
fietser:
de twie fitsĕrs kruusĕ ziech (Q172p Vroenhoven),
də twi fîtsərs jo-gə laŋ s e (Q172p Vroenhoven)
|
De twee fietsers kruisen elkaar, [ZND 29 (1938)]
III-3-1
|
| 21262 |
fietser (add.) |
wielrenner:
p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg.
(wiel)renner (Q172p Vroenhoven)
|
wielrenner
III-3-1
|
| 34242 |
filter in de melkzeef |
zeefdoek:
žęfdōk (Q172p Vroenhoven),
zeefdoekje:
žęfdø̄kskǝ (Q172p Vroenhoven)
|
In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.]
I-11
|
| 30800 |
flank |
flanken:
fla.ŋkǝ (Q172p Vroenhoven)
|
Zijkanten van de buik tussen de achterste ribben en de heup. De flanken dienen kort, gesloten en gevuld te zijn. Zie afbeelding 2.32. [JG 1a, 1b; N 8, 12 en 32.10]
I-9
|
| 20838 |
flauw |
weps:
wɛps (Q172p Vroenhoven)
|
flauw, smakeloos [RND]
III-2-3
|
| 19288 |
flikflooien |
flemen:
ook materiaal znd 23, 55
fleeme (Q172p Vroenhoven),
mouwvegen:
ook materiaal znd 23, 55
moͅu̯wəvēͅgə (Q172p Vroenhoven),
vleien:
ook materiaal znd 23, 55
vlēͅi̯jə (Q172p Vroenhoven)
|
flikflooien [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|