| 33746 |
klein paard |
bidet:
bidę (Q172p Vroenhoven),
pony:
pony (Q172p Vroenhoven)
|
Bedoeld is een paard dat lichter is dan een gewoon boerenpaard en dat men in de koets kan spannen. Een pony is lichter dan een bidet, die op zijn beurt niet zo zwaar als een ardenner is (P 49). Een dubbele pony is zwaarder dan een (enkele) pony of bidet (L 424). Een bidet, iets groter dan een pony, dient veelal als loop- en koetspaard (P 192, Q 168, 242). Een hit - waarbij eveneens een onderscheid tussen enkele en dubbele hit wordt gemaakt - kan vergeleken worden met een pony of bidet. Een ardenner is kort, dik en gedrongen (P 46), groter dan een pony maar kleiner dan een gewoon paard. Uit de antwoorden blijkt een sterke wisseling van de accentuering in pony en bidet. Pony met initiaal accent is aan het Nederlands, met finaal acent aan het Franse poney ontleend. De beginaccentuering in bidet gaat op een autonome ontwikkeling in de dialecten terug. Buiten de genoemde termen komen er nog een vrij groot aantal andere voor. Zie afbeelding 1. [JG la, lb, lc, 2c; N 8, 62a, 62b, 62c en 62d; A 4, 3; L 20, 16], [JG la, lb, lc, 2c; N 8, 62a, 62b, 62c en 62d; A 4, 3; L 20, 3]
I-9
|
| 17756 |
kleine neus |
klein neusje:
klejn nəske (Q172p Vroenhoven)
|
een klein neusje [ZND 39 (1942)]
III-1-1
|
| 21338 |
kleingeld |
kleingeld:
klaingēld (Q172p Vroenhoven),
klèingè:lt (Q172p Vroenhoven)
|
kleingeld [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
| 23215 |
klepel |
klepel:
də klejpel van de klok (Q172p Vroenhoven)
|
De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)]
III-3-3
|
| 21549 |
kletsen [onnozele praat vertellen] |
kal vertellen:
er vertelt kal (Q172p Vroenhoven)
|
Hoe zegt ge "hij vertelt onnoozelen praat (of leugens)"? [ZND 40 (1942)]
III-3-1
|
| 33997 |
kletsoor |
klatsoor:
kladzūǝr (Q172p Vroenhoven)
|
Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14]
I-10
|
| 21337 |
kletswijf |
kletswijf:
kletswīēf (Q172p Vroenhoven),
schetter:
zoals in pain
zj(tm)tər (Q172p Vroenhoven)
|
Hoe heet een vrouw die veel babbelt [ZND 27 1938)]
III-3-1
|
| 25029 |
kleurx |
kleur:
kleur (Q172p Vroenhoven, ...
Q172p Vroenhoven),
klø̄r (Q172p Vroenhoven, ...
Q172p Vroenhoven)
|
kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
| 18065 |
klierziekte |
klieren:
De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.
kliere (Q172p Vroenhoven),
klīrə (Q172p Vroenhoven)
|
hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|
| 18230 |
klomp |
klomp:
klo.mp (Q172p Vroenhoven)
|
klomp
III-1-3
|