e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vroenhoven

Overzicht

Gevonden: 1550
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meester meester: mēstər (Vroenhoven), ər hɛlt fə:l van vo:jər ən mojər, van pa: ən ma:, van nő:ŋk ən van ta:nt, van də mestər ən van zənən noibər, van de šri:newɛrk (Vroenhoven) (school)meester [RND] || Hij houdt veel van Vader en Moeder, van Pa en Moe, van Oom en Tante, van Meester en Buurman, van den Timmerman [ZND 44 (1946)] III-3-1
meid, dienstmeid maagd: mǭx (Vroenhoven) Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.] I-6
meidoorn doornheg: zie ook ZND01, a-m en ZND24, 039b, apart ingevoerd  dwōjnhĕk (Vroenhoven), heggenbloei: zie ook ZND01, a-m en ZND24, 039b, apart ingevoerd  hèggebleu (Vroenhoven) haag- of meidoorn, met witte bloemen [ZND 24 (1937)] III-4-3
meikever meikever: ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;  mejkèver (Vroenhoven), mulder: ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005; mannetje  molder (Vroenhoven), wijfje: ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005; vrouwtje  wijfke (Vroenhoven) meikever [ZND 01 (1922)] III-4-2
melganzevoet boompjeskruid: bø̜i̯mkǝskrū.t (Vroenhoven) Chenopodium album L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op braakliggend land en bouwland, vooral bij sterke bemesting, en met name ook waar pulpkuilen gestaan hebben. Het heeft witte bloemtrosjes, die van juli tot de herfst bloeien, en bladeren die van boven dof en van onder wit-melig zijn. De hoogte varieert van 15 tot 120 cm. [JG 1a, 1b; A 60A, 83; monogr.] I-5
melk melk: melǝk (Vroenhoven), mē̜.lǝk (Vroenhoven), męlǝk (Vroenhoven), mɛ.lǝk (Vroenhoven) De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.] I-11
melkafromer afromer: ǭ.frøu̯mǝr (Vroenhoven) De afromer scheidt de roomlaag van de melk. Dit scheiden kan gebeuren door een grote schuimspaan of een houten lepel te gebruiken. Met een houten latje kan men room tegenhouden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden plateel of teil vloeit. Men kan de room eenvoudig met een vinger wegdoen of men kan die wegblazen. Moderner is de scheiding van room en melk met een melkmachine of centrifuge. [N 12, 57 en 58; JG 1a, 1b; A 23, 3; monogr.] I-11
melkboer melkboer: milgbu:r (Vroenhoven) melkboer [RND] III-3-1
melkdistel dauwdistel: dauwdistel (Vroenhoven, ... ), doudistel (Vroenhoven) [ZND 01 a-m (1922)]melkdistel [ZND 01 (1922)] || Zachte melkdistel (voor konijnen) [ZND 23 (1937)] I-7, III-4-3
melken melken: mɛ.lǝkǝ (Vroenhoven) Melk uit de uiers van de koe drukken. Zie afbeelding 9. [L 38, 44; JG 1a, 1b; Wi 26; Vld.; monogr.] I-11