e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vrusschemig

Overzicht

Gevonden: 384
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
scherp kijken ogen: euge (Vrusschemig) kijken: scherp kijken [miere, blieke] [N 10 (1961)] III-1-1
schokschouderen de schouders optrekken: de schouwere optrekke (Vrusschemig) schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)] III-1-2
schommel schokkel: schokkel (Vrusschemig, ... ) Hoe noemt men het hier afgebeelde kinderspeelgoed, bestaande uit een touw dat, aan een balk of een boom tak gebonden, in een bocht naar beneden hangt, waarin kinderen graag heen en weer zweven? [DC 19 (1951)] || Soms is in de bocht van het touw een plankje of een bak bevestigd, waarop of waarin het kind zit. Noemt men deze vorm van het speelgoed misschien met een andere naam als de onder a getekende? [DC 19 (1951)] III-3-2
schottel schottel: šǫtǝl (Vrusschemig) Los houten plaatje dat soms tegen het uiteinde van het handvat wordt bevestigd. De onderarm rust ertegenaan; het dient ter ondersteuning van de pols en het moet voorkomen dat de hand van de handgreep afschuift. Vaak zit er een stoffen lus aan deze schottel die om de onderarm wordt geschoven. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 en afbeelding 5. I-4
schouder schouder: de schouwere optrekke (Vrusschemig) schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)] III-1-1
schuilgaan van de maan gaat schuil: der moan geet sjoul (Vrusschemig) baaien van de maan, in de betekenis van de maan gaat schuil in een wolk; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4
schuurpoort poort: [poort] (Vrusschemig) De grote dubbele deur die toegang geeft tot de schuur en de mogelijkheid biedt met de oogstwagens tot op de dorsvloer te rijden. Meervoudige opgaven benoemen de beide poortvleugels. Voor de behandeling van de namen van de poortvleugels en van het sluitwerk van de poort zie de paragraaf over de grote toegangspoort van de boerderij, par. 4.1. Zie ook het lemma "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en, voor de benaming dendeurtje, ook het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.12). Vergelijk ook de betekeniskaart van poort "schuurpoort" en "hek" in de aflevering over de landerijen (I.8). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 12 bij het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 51a; N 4, 37; JG 1a en 1b; A 10, 7b; Gwn 4, 10; monogr.] I-6
sijs sijs: sies (Vrusschemig) sijs (12 groenig, maar man heeft zwart petje en sikje; alleen trek- en wintervogel, dan in dichte danszwermen, meest bij elzen; zeer geliefde kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1
sik sik: sik (Vrusschemig) sik (onder aan de kin of aan de onderlip?) [DC 01 (1931)] III-1-1
sikkel zikkel: zikǝl (Vrusschemig) Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c] I-5