28709 |
kleermaker |
kleer-/kledermaker:
klęjǝrmēkǝr (Q008p Vucht)
|
Algemene benaming voor persoon die kleren maakt. [N 59, 197a; L 1a-m; L 28, 2; S 18; monogr.]
II-7
|
33746 |
klein paard |
dobbele pony, poney:
dǫbǝlǝ pǫnē (Q008p Vucht),
pony, poney:
pōnē (Q008p Vucht)
|
Bedoeld is een paard dat lichter is dan een gewoon boerenpaard en dat men in de koets kan spannen. Een pony is lichter dan een bidet, die op zijn beurt niet zo zwaar als een ardenner is (P 49). Een dubbele pony is zwaarder dan een (enkele) pony of bidet (L 424). Een bidet, iets groter dan een pony, dient veelal als loop- en koetspaard (P 192, Q 168, 242). Een hit - waarbij eveneens een onderscheid tussen enkele en dubbele hit wordt gemaakt - kan vergeleken worden met een pony of bidet. Een ardenner is kort, dik en gedrongen (P 46), groter dan een pony maar kleiner dan een gewoon paard. Uit de antwoorden blijkt een sterke wisseling van de accentuering in pony en bidet. Pony met initiaal accent is aan het Nederlands, met finaal acent aan het Franse poney ontleend. De beginaccentuering in bidet gaat op een autonome ontwikkeling in de dialecten terug. Buiten de genoemde termen komen er nog een vrij groot aantal andere voor. Zie afbeelding 1. [JG la, lb, lc, 2c; N 8, 62a, 62b, 62c en 62d; A 4, 3; L 20, 3]
I-9
|
21338 |
kleingeld |
kleingeld:
klein gelsj (Q008p Vucht)
|
kleingeld [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
23215 |
klepel |
klepel:
de klepel van de klok (Q008p Vucht)
|
De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)]
III-3-3
|
21353 |
kletsen |
muilen:
Van Dale: muilen, (gew.) morren, pruilen.
moele (Q008p Vucht),
parleien (<fr.):
parleien (Q008p Vucht),
zeveren:
zijveren (Q008p Vucht)
|
Hoe zegt ge "hij vertelt onnoozelen praat (of leugens)"? [ZND 40 (1942)] || parlesanten; geef de dialectvorm van dit woord op indien het bestaat; wat betekent het ? [ZND 40 (1942)] || praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
33997 |
kletsoor |
klatsool:
kladjžuǝl (Q008p Vucht)
|
Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14]
I-10
|
25029 |
kleurx |
kleur:
kleur (Q008p Vucht, ...
Q008p Vucht)
|
kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
18065 |
klierziekte |
klieren:
De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.
klaire (Q008p Vucht),
klierziekte:
kleerzeekte (Q008p Vucht)
|
hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)] || hoe heet de klierziekte die gezwellen in de hals veroorzaakt, die dan soms opengaan ? [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|
24581 |
klimop |
wintergroen:
-
weintergreun (Q008p Vucht)
|
klimop [ZND 36 (1941)]
III-4-3
|
18230 |
klomp |
klomp:
kloompen (Q008p Vucht),
klōmp (Q008p Vucht)
|
In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp; Hoe heet een houten schoeisel (fr. sabot)? [ZND 36 (1941)]
II-12, III-1-3
|