e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vucht

Overzicht

Gevonden: 1277
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lendenen en kuil lenden: lę.njǝn (Vucht), miltkuil(en): melkul (Vucht) Achter de rug liggen de lendenen. Bij een welgevormd paard gaan de lendenen, die sterk en goed gespierd moeten zijn, ongemerkt in kruis en flanken over. De miltkuilen of -holten vormen het gedeelte van de flanken tussen heupgewricht en de laatste rib, een holte aan de buik ter hoogte van de milt. Een paard heeft bij voorkeur kleine miltkuilen. Zie afbeelding 2.30. [JG 1a, 1b, 2c] I-9
lepel lepel: lēpèl (Vucht) Lepel (juiste dialectuitspraak) [ZND 37 (1941)] III-2-1
leugen leugen: dat es ein lūgen (Vucht) Dat is een leugen. [ZND 37 (1941)] III-3-1
leurder bedelaar: bedelaar (Vucht), leurder: leurder (Vucht), lurder (Vucht) een venter (die van deur tot deur waren verkoopt) [ZND 28 (1938)] III-3-1
leverpastei leverpastei: lē.vərpásteͅi (Vucht), leverpat: lē.vərpá’tē (Vucht) leverpastei [Goossens 1b (1960)] III-2-3
leverworst leverworst: leverwoos (Vucht), lē.vərwō.s (Vucht) leverworst [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)] III-2-3
liberaal liberaal: et es eine lieberaal (Vucht) Het is een liberaal. [ZND 37 (1941)] III-3-1
lichtgeraakt, kregel getikt: ook materiaal znd 28, 49  getikt (Vucht) kregel [ZND 01 (1922)] III-1-4
liegen liegen: legen (Vucht) liegen [ZND 25 (1937)] III-3-1
lies lies: lēs (Vucht) Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c] I-12