19915 |
hemel |
hemel:
himəl (Q205p Wahlwiller)
|
hemel [RND]
III-3-3
|
24894 |
herfst, najaar |
najaar:
noajoar (Q205p Wahlwiller)
|
herfst (bamis(tijd), natijd, uitgang) [DC 39 (1965)]
III-4-4
|
18191 |
hoed (alg.) |
hoed:
ho.ət (Q205p Wahlwiller)
|
hoed [RND]
III-1-3
|
23277 |
hoogmis |
hoogmis:
hu.əm^ɛs (Q205p Wahlwiller)
|
hoogmis [RND]
III-3-3
|
22164 |
hooi |
hooi:
hø̜i̯ (Q205p Wahlwiller)
|
Gemaaid en op het veld drogend of gedroogd gras. In de klankkaart is de klankkleur (eerst velair, dan palataal) en de lengte van de klinker aangegeven; korte klinkers hebben een toevoeging aan het symbool. De aan- en afwezigheid van de j-klank is niet in kaart gebracht, maar uit de varianten in het lemma zelf af te lezen; per aangegeven klankkleur en lengte staan steeds de diftongen vooraan. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht. [N 7, 58; N 14, 88b en 128a; JG 1a, 1b; A 10, 17 en 20; A 16, 1-4; L 1 a-m; L 27, 17; L 34, 70; L 38, 35-36; RND 122; Wi 52; S 14; R (s]
I-3
|
31803 |
houtsplinter |
splinter:
špleǝntǝr (Q205p Wahlwiller)
|
Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.]
II-12
|
25153 |
ijs (alg.) |
ijs:
īēs (Q205p Wahlwiller)
|
ijs [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
34001 |
inspannen |
voorspannen:
vø̜ršpanǝ (Q205p Wahlwiller)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
18192 |
jurk |
kleed:
ver zulle dat kleed gans motte oeteree doa vur ver ut kenne verendere (Q205p Wahlwiller)
|
Jurk. We zullen die jurk helemaal moeten lostornen voor we ’m kunnen veranderen. [DC 39 (1965)]
III-1-3
|
19791 |
kaars |
kaars:
ke̝ͅts (Q205p Wahlwiller)
|
kaars [RND]
III-2-1
|