e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Waltwilder

Overzicht

Gevonden: 917
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
palmboompje palmpje: verzamelfiche ZND 15, 015 van Har, + ZND 5, 041  pēmke (Waltwilder) palmboompje [ZND 15 (1930)] III-4-3
pand, bed pand: pān (Waltwilder  [(weinig)]  ) Een pand of bed is een deel van een (meest erg lange) akker of een smal stuk land tussen twee evenwijdige greppels. Vergelijk het lemma In Panden Ploegen. Panden zijn doorgaans kleiner van oppervlakte dan gewone percelen op drogere grond. Men onderscheidt soms brede en smalle akkerdelen. Waar de brede stukken panden heten, worden de smalle stukken bedden genoemd. Het omgekeerde is ook mogelijk. Met perken bedoelt men de brede stukken. Hieronder is van deze afzonderlijk te ploegen akkerdelen - voor zover mogelijk - de breedte in voren of meters vermeld. Omdat een akker meerdere panden of bedden omvat, zijn ook de verstrekte meervoudsvormen opgenomen. [N 11, 53a + b; N 11A, 122 add.; N 11A, 130 a + c; JG 1a + 1b + 1c + 2c; A 44, 21e] I-1
pantoffel slof: ne sloef (Waltwilder) pantoffel [ZND 40 (1942)] III-1-3
paren van de duiven paren: pōͅ.rə (Waltwilder) Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
parochie parochie: `kerkelijke gemeente`  pərochə (Waltwilder) Een parochie; dit woord kan betekenen zoals in het Nederl. "kerkelijke gemeente met een pastoor"ofwel eenvoudig "dorp"; welke betekenis heeft het bij u? [ZND 40 (1942)] III-3-3
pasgeboren kalf nuchter kalf: nextǝr [kalf] (Waltwilder) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
pastinaak pastinaken: bastināke (Waltwilder) pastinaak [ZND 05 (1924)] I-7
patroonheilige, kerkpatroon patroon (<fr.): alle drie petroon, alle 3 mannelijk  pətroon (Waltwilder) Een patroon: uitspraak. [ZND 40 (1942)] III-3-3
paus paus: de poos (Waltwilder) De paus. [ZND 40 (1942)] III-3-3
pek pek: pę̄k (Waltwilder) De kleverige, zwarte massa die de schoenmaker gebruikt om een draad mee in te smeren. [N 60, 197b; N 36, 44; L 40, 38] II-10