20697 |
jus, vleesnat |
saus:
Syst. WBD
saus (L214p Wanssum)
|
Saus of jus (sop?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
28766 |
jute |
baalstof:
bālstof (L214p Wanssum)
|
Vezelstof, de bastvezels van een soort hennep (Corchorus capsularis) uit Bangla Desh, gesponnen en geweven tot gordijnen, vloerkleden, zakken enz. (Van Dale, pag. 1250). [N 59, 201; monogr.]
II-7
|
18232 |
juweel |
juweel:
juwieël (L214p Wanssum)
|
juweel
III-1-3
|
17602 |
kaak |
kaak:
kaak (L214p Wanssum)
|
kaak [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
17603 |
kaakbeen(rand) |
kaak:
de kaak (L214p Wanssum),
raak:
de raak (L214p Wanssum),
Zeldz.
rake (L214p Wanssum, ...
L214p Wanssum)
|
kaakrand waarin de tanden staan [raak] [N 10 (1961)] || Welk woord gebruikt men in Uw dialect ter aanduiding van het benige gedeelte van het hoofd, waarin de tanden en kiezen zitten? Hoe spreekt men het uit? [DC 27 (1955)]
III-1-1
|
17743 |
kaal (zijn), kaal hoofd |
kletskop:
kletskop (L214p Wanssum, ...
L214p Wanssum,
L214p Wanssum)
|
kaal hoofd (hebben) (spotbenamingen) [kletskop, hij is bij het goevernement] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21912 |
kaal duivenjong |
kaalkwak:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.
én káálkwâk (L214p Wanssum)
|
een jong van enkele dagen oud, nog met haar? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20768 |
kaantjes |
kaaien:
kaoje (L214p Wanssum),
kōͅi̯ə (L214p Wanssum),
kòje (L214p Wanssum)
|
kaantje || vetklonters die overblijven bij het smelten van runds- of varkensvet [N 06 (1960)]
III-2-3
|
19791 |
kaars |
kaars:
ke̝ͅrs (L214p Wanssum)
|
kaars [RND]
III-2-1
|
22505 |
kaarten (ww.) |
kaarten:
ka.rtə (L214p Wanssum)
|
kaarten [RND]
III-3-2
|