e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L214p plaats=Wanssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kunstmest strooien (kunstmest) zaaien: zę̄ ̞i̯ǝ (Wanssum) Het strooien van kunstmest over het land gebeurt met de hand of met een machine. Voor beide zijn de benamingen meestal identiek. Slechts waar er voor het strooien met de hand en het machinaal strooien verschillende benamingen bestaan, wordt dit in het lemma aangegeven door "met de hand", resp. "machinaal" achter het plaatsnummer. [N 11, 24; N 11A, 63a + 64a + 65a; N P, 10a + b; JG 1b add.] I-1
kussensloop kustijk: køstīk (Wanssum) kussensloop III-2-1
kwaal kwaal: kwaol (Wanssum) kwaal [DC 02 (1932)] III-1-2
kwabaal en puitaal aalskwab: ook: kwakaol  aolskwab (Wanssum), kwabaal: kwabāōl (Wanssum), meun: meun (Wanssum) kwabaal || puitaal || soort vis, als kwabaal III-4-2
kwast, noest noest: nus (Wanssum  [(meervoud: nyst)]  ), nust (Wanssum  [(meervoud: nyst)]  ) Een onregelmatigheid in de houtstructuur van een boom. Kwasten ontstaan op plaatsen waar zich een tak bevindt of heeft bevonden. Zie ook afb. 204. Vgl. voor het woordtype aast ook het Hgd. Ast. [N E, 1; N 50, 76f; N 75, 97a-b; monogr.] II-12
kweek puinen: puine (Wanssum), pø̜i̯nǝ (Wanssum), -  puinen (Wanssum), riemen: rimǝ (Wanssum), -  riemen (Wanssum) Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] || kweek (Agropyrum repens) [DC 26 (1954)] || kweekgras - wortelstok I-5, III-4-3
kweekduif fokduif: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  fokdoef (Wanssum), fokdoeve (Wanssum) Wat is de dialectbenaming voor: duiven houden voor de voortplanting alleen? [N 93 (1983)] || Wat is de dialectbenaming voor: een duif alleen voor de voortplanting? [N 93 (1983)] III-3-2
kweepeer kweepeer: kwi-j pèèr (Wanssum) kweepeer I-7
kwijl zever: zeiver (Wanssum) zever III-1-1
laag schoven op de wagen koplaag: kǫplǭx (Wanssum  [(dwars erop)]  ), laag: lǭx (Wanssum) Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-4