20669 |
lammetjespap |
boekweitepap:
Syst. WBD
boekendepap (L214p Wanssum)
|
Pap van boekweitmeel (lemmekespap?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19584 |
lamp |
lamp:
lāmp (L214p Wanssum)
|
lamp
III-2-1
|
19485 |
lampenpit |
lemmet:
lemət (L214p Wanssum)
|
lampkatoen in petroleum- en olielamp
III-2-1
|
24643 |
lamsoor |
schaapsoren:
statice limonium
schaopsoeëre (L214p Wanssum)
|
schaapsoor, plant
III-4-3
|
33640 |
landerijen |
land:
lānt (L214p Wanssum),
veld:
vɛlt (L214p Wanssum)
|
Het geheel van bebouwde akkers, weilanden en velden, behorend bij een boerderij. [N 6, 33a; N 5A, 76d; A 10, 3; A 11, 4; A 20, 1b; JG 1b, 1d; L 37, 11a; L 38, 23; L 44, 27; Vld.; monogr.]
I-8
|
23151 |
landjeveroveren |
mesje pikken:
meske pikke (L214p Wanssum)
|
Jongensspel waarbij met een mes in een op de grond getekend vierhoekig afgetekend "land"geprikt werd om op die wijze ander "land"te veroveren.
III-3-2
|
32822 |
landrol |
wals:
wãls (L214p Wanssum),
wel:
wɛ ̝l (L214p Wanssum)
|
De vroeger houten, later ijzeren rol om aard-kluiten van geploegd land te breken, de akker vlak te maken, het zaad in de aarde vast te drukken, enz. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 1b; N 11, 86; N 11A, 183 + 185; N J, 10 add.; N P, 20 add.; A 40, 9; monogr.]
I-2
|
22061 |
lang duivenluisje |
pluimzottenluis:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.
Pluimzotteluizen (L214p Wanssum)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: lang duiveluisje [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24645 |
lange dunne boom |
uitdunsel:
uitgedunde slieten uit het bos
ütdunsel (L214p Wanssum)
|
slieten
III-4-3
|
24418 |
langpootmug |
langbenige:
langbenige (L214p Wanssum)
|
langpootmug [DC 18 (1950)]
III-4-2
|