e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L214p plaats=Wanssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lepel lepel: lēͅpəl (Wanssum) lepel III-2-1
lepelrek lepelrek: lēͅpəlrɛk (Wanssum) lepelrek III-2-1
leren beenkap gamasche: kamas (Wanssum) lederen beenkap III-1-3
leunstoel proost: prōst (Wanssum), proͅst (Wanssum), zorg: zøͅrx (Wanssum) leunstoel III-2-1
levend vlees onder de huid leven, het -: ⁄t laeve (Wanssum), ⁄t lēve (Wanssum), ⁄t lééve (Wanssum) levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)] III-1-1
lever lever: laever (Wanssum), lèver (Wanssum), lèèver (Wanssum) lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)] III-1-1
leverworst leverworst: laeverworst (Wanssum), lèverworst (Wanssum), lèverwòòrst (Wanssum) leverworst [N 06 (1960)] III-2-3
libel en waterjuffer glazensnijder: glazensnijer (Wanssum), grote glazensnijder: grote glazensnijer (Wanssum), kleine glazensnijder: kleine glazensnijer (Wanssum), papegaai: papagaai (Wanssum) libel, alg. [DC 27 (1955)] || libel, glazenmaker || libel, grote soort, ong. 7 cm, bruinachtig [DC 27 (1955)] || libel, kleine soort, ong. 5 cm, met blauwe en zwarte banden [DC 27 (1955)] III-4-2
lichaam lichaam: lichaam (Wanssum), lijf: lief (Wanssum, ... ), liĕf (Wanssum) lichaam [N 10 (1961)] III-1-1
lichaamskracht macht: maagt (Wanssum, ... ), macht (Wanssum, ... ) lichaamskracht (kracht die een zieke geleidelijk verspeelt) [macht, maacht] [N 10 (1961)] III-1-2, III-1-4