e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L214p plaats=Wanssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lucifer strijker: strikər (Wanssum), strīkər (Wanssum), zwegel: zwēͅgəl (Wanssum) lucifer III-2-1
lui vuil: vōēl (Wanssum) vadsig, lui III-1-4
lui (lieden) lui: luuj (Wanssum), mensen: minsə (Wanssum), mīnsə (Wanssum), mî:nsə (Wanssum) lui/lieden; de - zijn vandaag allemaal buiten op het land aan het maaien [DC 03 (1934)] || mensen [RND] || volk [RND] III-3-1
luier windel: wīēndel (Wanssum, ... ) luier || windel, luier III-2-2
luiermand kindskorf: kiendskörf (Wanssum), kintskø̜rǝf (Wanssum) luiermand || Uit witte wissen of buffwissen vervaardigde wasmand voor kinderkleertjes, en dan met name voor luiers. [N 40, 107; N 40, 108; monogr.] II-12, III-2-2
luikjes of valdeurtjes in het binnendeksel van een duivenmand klepjes: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  klêpkes (Wanssum) Hoe heet verder in Uw dialect: luikjes en valdeurtjes in het binnendeksel? [N 93 (1983)] III-3-2
luilak vuilak: voelek (Wanssum) vuilaard, luiaard III-1-4
luizen luizen: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  lúús (Wanssum) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: luizen [N 93 (1983)] III-3-2
luns spie/spij: spi (Wanssum) Metalen spie die door een gat in het uiteinde van de wagenas wordt gestoken om te verhinderen dat het wiel van de as kan afdraaien. Zie ook afb. 216. [N G, 50c; N 17, 63; JG 1a; JG 1b; Wi 13, add.; L 39, 22, add.; div.] II-11
maag maag: maach (Wanssum), maag (Wanssum), maagt: maagt (Wanssum) maag [maach, maacht] [N 10 (1961)] III-1-1