19619 |
lucifer |
strijker:
strikər (L214p Wanssum),
strīkər (L214p Wanssum),
zwegel:
zwēͅgəl (L214p Wanssum)
|
lucifer
III-2-1
|
18918 |
lui |
vuil:
vōēl (L214p Wanssum)
|
vadsig, lui
III-1-4
|
21346 |
lui (lieden) |
lui:
luuj (L214p Wanssum),
mensen:
minsə (L214p Wanssum),
mīnsə (L214p Wanssum),
mî:nsə (L214p Wanssum)
|
lui/lieden; de - zijn vandaag allemaal buiten op het land aan het maaien [DC 03 (1934)] || mensen [RND] || volk [RND]
III-3-1
|
20478 |
luier |
windel:
wīēndel (L214p Wanssum, ...
L214p Wanssum)
|
luier || windel, luier
III-2-2
|
20281 |
luiermand |
kindskorf:
kiendskörf (L214p Wanssum),
kintskø̜rǝf (L214p Wanssum)
|
luiermand || Uit witte wissen of buffwissen vervaardigde wasmand voor kinderkleertjes, en dan met name voor luiers. [N 40, 107; N 40, 108; monogr.]
II-12, III-2-2
|
22146 |
luikjes of valdeurtjes in het binnendeksel van een duivenmand |
klepjes:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.
klêpkes (L214p Wanssum)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: luikjes en valdeurtjes in het binnendeksel? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
19029 |
luilak |
vuilak:
voelek (L214p Wanssum)
|
vuilaard, luiaard
III-1-4
|
22060 |
luizen |
luizen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.
lúús (L214p Wanssum)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: luizen [N 93 (1983)]
III-3-2
|
31582 |
luns |
spie/spij:
spi (L214p Wanssum)
|
Metalen spie die door een gat in het uiteinde van de wagenas wordt gestoken om te verhinderen dat het wiel van de as kan afdraaien. Zie ook afb. 216. [N G, 50c; N 17, 63; JG 1a; JG 1b; Wi 13, add.; L 39, 22, add.; div.]
II-11
|
17696 |
maag |
maag:
maach (L214p Wanssum),
maag (L214p Wanssum),
maagt:
maagt (L214p Wanssum)
|
maag [maach, maacht] [N 10 (1961)]
III-1-1
|