e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L214p plaats=Wanssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
niezen niesten: neeste (Wanssum), neste (Wanssum) niezen [niese, nieste] [N 10a (1961)] III-1-2
nijptang nijptang: nīptaŋ (Wanssum) In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor tangen van diverse vorm en grootte die vooral dienen om spijkers uit trekken, maar vaak ook gebruikt worden om draadnagels of metaaldraad af te knippen. Zie ook afb. 144. Uit het Leuvens materiaal L B2, 228-229 blijkt, dat het woordtype trektang vooral de benaming is voor een vrij grote tang waarmee spijkers kunnen worden uitgetrokken. [N 33, 180; N 64, 47b; L B2, 228-229; monogr.; div.] II-11
noemen noemen: ny(3)̄mə (Wanssum), zeggen: zegge (Wanssum) noemen, een naam geven [DC 03 (1934)] III-2-2
nootmuskaat muskaat: bəsxōͅt (Wanssum), notemuskaat: nōtəbəsxōͅt (Wanssum) muskaat || muskaatnoot III-2-3
notenboom notenboom: -  noteboom (Wanssum) okkernoot [DC 17 (1949)] I-7
oever kant: kaant (Wanssum), oever: oever (Wanssum) oever [DC 02 (1932)] III-4-4
ogenblikje, korte tijd, eventjes eventjes: efkes (Wanssum, ... ), ogenblikje: uəgənblikskə (Wanssum) eventjes || ogenblikje [DC 03 (1934)] III-4-4
okkernoot noot: noot (Wanssum), -  neut (Wanssum), walnoot: walnoot (Wanssum) noot (vrucht) || okkernoot, vrucht van [DC 17 (1949)] || walnoot I-7
oksel oksel: oksel (Wanssum, ... ) oksel, oksels [oksel, okselschrooi, hoksel, hoks] [N 10 (1961)] III-1-1
oliebol oliebol: Syst. WBD  olliebol (Wanssum) Oliebol (nonnevot?) [N 16 (1962)] III-2-3