e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L214p plaats=Wanssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paren van de duiven paren: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  paare (Wanssum) Hoe heet verder: paren? [N 93 (1983)] III-3-2
pas kunnen vliegen net kunnen vliegen: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  ’t kan nét vliege (Wanssum) Hoe zegt men van zon jong: het kan pas vliegen? [N 93 (1983)] III-3-2
pasgeboren kalf melkmuk: mɛlkmø̜k (Wanssum), muk: møk (Wanssum) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
passen passen: passe (Wanssum) goed sluitend zitten III-1-3
pastoor pastoor (<lat.): pəstuər (Wanssum) pastoor [RND] III-3-3
pastoorsstuk proef: prūf (Wanssum) Het stuk vlees dat de pastoor krijgt. Dat is geen bepaald stuk, meestal is het het beste van de slacht. Het stuk krijgt vaak de normale slachtersbenaming. In dit lemma worden deze normale slachtersbenamingen voor de diverse stukken vlees weggelaten. Zij worden opgenomen in deel III van het woordenboek bij het onderdeel: ''Producten van de slacht''. [N 28, 103; monogr.] II-1
patates frites friet: Syst. WBD  friet (Wanssum) Patates frites (friet, petat?) [N 16 (1962)] III-2-3
pater pater (lat.): poͅtər (Wanssum) pater [RND] III-3-3
patrijs patrijs: patrīēs (Wanssum) patrijs III-4-1
peer, soorten keutelpeer: keutelpèèr (Wanssum), peer: pèèr (Wanssum), stoofpeer: stòòfpèèr (Wanssum) peer || peer, soort || stoofpeer I-7