21950 |
paren van de duiven |
paren:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.
paare (L214p Wanssum)
|
Hoe heet verder: paren? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22028 |
pas kunnen vliegen |
net kunnen vliegen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.
’t kan nét vliege (L214p Wanssum)
|
Hoe zegt men van zon jong: het kan pas vliegen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34046 |
pasgeboren kalf |
melkmuk:
mɛlkmø̜k (L214p Wanssum),
muk:
møk (L214p Wanssum)
|
[N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
18183 |
passen |
passen:
passe (L214p Wanssum)
|
goed sluitend zitten
III-1-3
|
23237 |
pastoor |
pastoor (<lat.):
pəstuər (L214p Wanssum)
|
pastoor [RND]
III-3-3
|
25361 |
pastoorsstuk |
proef:
prūf (L214p Wanssum)
|
Het stuk vlees dat de pastoor krijgt. Dat is geen bepaald stuk, meestal is het het beste van de slacht. Het stuk krijgt vaak de normale slachtersbenaming. In dit lemma worden deze normale slachtersbenamingen voor de diverse stukken vlees weggelaten. Zij worden opgenomen in deel III van het woordenboek bij het onderdeel: ''Producten van de slacht''. [N 28, 103; monogr.]
II-1
|
20685 |
patates frites |
friet:
Syst. WBD
friet (L214p Wanssum)
|
Patates frites (friet, petat?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
23296 |
pater |
pater (lat.):
poͅtər (L214p Wanssum)
|
pater [RND]
III-3-3
|
24223 |
patrijs |
patrijs:
patrīēs (L214p Wanssum)
|
patrijs
III-4-1
|
33492 |
peer, soorten |
keutelpeer:
keutelpèèr (L214p Wanssum),
peer:
pèèr (L214p Wanssum),
stoofpeer:
stòòfpèèr (L214p Wanssum)
|
peer || peer, soort || stoofpeer
I-7
|