17902 |
recht vooruitstoten met de armen |
stuiken:
stoeke (L214p Wanssum)
|
stoten: met de armen recht vooruit stoten [stuike] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17674 |
rechte, vormeloze benen |
staken:
stake (L214p Wanssum),
stakenbenen:
staakebîên (L214p Wanssum)
|
benen: rechte, vormloze benen [mok-, motbeene] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24975 |
rechtop |
rechtop:
rēchtóp (L214p Wanssum)
|
rechtop
III-4-4
|
17616 |
rechtstaande oren |
fiksoren:
fiksŏĕre (L214p Wanssum)
|
oor: rechtstaande oren [fikoorkes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18961 |
rechtvaardig |
rechtvaardig:
rechtvèèrdig (L214p Wanssum)
|
rechtvaardig
III-1-4
|
25083 |
reeks, rij |
rits:
rits (L214p Wanssum)
|
rij, reeks
III-4-4
|
32868 |
reepje overschietend gras |
(de maaier heeft) gezwaaid:
gǝzwāi̯t (L214p Wanssum)
|
Soms blijft er bij het maaien een reepje gras staan omdat men de slag met de zeis iets te ver neemt. De zegslieden hebben dit verschijnsel zowel door een zelfstandig naamwoord (zoals zwaaibalk of baard) benoemd, als ook door een werkwoordelijke uitdrukking, waarin een dergelijk zelfstandig naamwoord voorkomt (zoals een baard maaien of een baard laten staan), en tenslotte ook door een op zichzelf staand werkwoord of werkwoordelijke uitdrukking (zoals te breed pakken of te wijd grijpen). Al deze opgaven zijn in dit lemma ondergebracht. [N 14, 96]
I-3
|
24308 |
regenworm |
pier:
pier (L214p Wanssum),
worm:
ö lang
wörm (L214p Wanssum)
|
regenworm || worm
III-4-2
|
17904 |
reiken naar |
reiken naar:
reike (L214p Wanssum)
|
reiken, met de handen naar iets reiken [iest beraome] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22078 |
reinigen (van de hokken) |
schoonmaken:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.
kuij schônmake (L214p Wanssum)
|
Hoe zegt men: het reinigen van de hokken? [N 93 (1983)]
III-3-2
|