e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L214p plaats=Wanssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
riviergrondel grondje: grūndje (Wanssum) grondeling (vis) III-4-2
rode aalbes miemer: mīēmer (Wanssum), miemeren: miemeren (Wanssum), miemeren (mv.) (Wanssum), rode miemeren: mv: -en  roe:je mie:meren* (Wanssum) [DC 13 (1945)]aalbes I-7
rode biet kroot: kruǝt (Wanssum), krōt (Wanssum), krōǝt (Wanssum) Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.] I-5
rode klaver maasklaver: mās[klaver] (Wanssum) Trifolium pratense L. Een 15 tot 50 cm hoge plant met paarsrode of roze bloemhoofdjes, die van juni tot de herfst bloeien. Rode klaver wordt vooral als veevoeder geteeld. Rode klaver gedijt, overigens evenals witte klaver, het best "onder dekvrucht", d.w.z. dat het tegelijk met een winterkoren wordt gezaaid en dan pas opkomt wanneer die dekvrucht in de herfst is geoogst. In het volgende seizoen wordt de klaver dan geweid of enkele malen gemaaid. Rode klaver is wat "kieskeuriger" dan witte klaver, stelt hogere eisen aan de grond, maar schiet goed recht op en laat zich gemakkelijker maaien. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.] I-5
rode kool rode kappes: roeëje kappes (Wanssum), roje kappus (Wanssum), ruəi̯ə kapəs (Wanssum), rode kool: roeëje koeël (Wanssum, ... ), rood moes: roeëd moes (Wanssum, ... ), rooed moes (Wanssum) rode kool || Rode kool (als plant of gewas) [DC 27 (1955)] || rode kool, plant en spijs I-7, III-2-3
rode renet, sterappel binnenrode: binne roeëje (Wanssum), buitenrode: bütte roeëje (Wanssum) appelsoort I-7
roede pezerik: pēzǝrek (Wanssum) Mannelijk geslachtsdeel. [N 76, 14; monogr.] I-12
roek kraai: krèj (Wanssum) Hoe heet de roek? [DC 06 (1938)] III-4-1
roekoeën koerken: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  de doeve zien an ’t koerke (Wanssum) Hoe noemt men het geluid dat de duiven maken - de/het ....... bijv. de duiven zijn aan het ......... [N 93 (1983)] III-3-2
roep- en lokwoord voor de eend poele: pulǝ (Wanssum), wiele, wiele, wiele: wilǝ, wilǝ, wilǝ (Wanssum), woele, woele, woele: wulǝ, wulǝ, wulǝ (Wanssum) [L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.] I-12