e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L214p plaats=Wanssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schede messenschede: mɛsəsxeͅi̯ (Wanssum) messeschede III-2-1
schede van de koe vazel: vāzǝl (Wanssum) Uitwendig geslachtsorgaan van de koe. [N C, 13; JG 1a, 1b; A 48A, 47b; monogr.] I-11
schei scheien: sxęi̯ǝn (Wanssum) Elk van de houten balkjes die de berries verbinden en scheiden en zo de berries evenwijdig houden. Deze balkjes worden door openingen in de berries gestoken en door middel van spieën stevig vastgezet. Het aantal scheien van een kar is afhankelijk van de lengte van de berries. Een hoogkar heeft bijgevolg meer scheien dan een stortkar. [N 17, 24 + 40; N 8, 106; N G, 56e + 58a; JG 1a, JG 1b; monogr] I-13
schelden, schimpen schelden: schēlde (Wanssum), schobben: cf. WNT XIV, (737) s.v. "schobben"C. 2. schelden, schimpen  schoebe (Wanssum), spelken: spēlke (Wanssum) schelden || schelden, lelijk uitvallen III-1-4
schemeren schemeren: schieëmere (Wanssum) schemeren III-4-4
schemeren van de ogen schemeren: mien oëge schiemere (Wanssum), ⁄t schiemert meej vur de ooge (Wanssum), ⁄t schiemert vur mien oewege (Wanssum) schemeren voor de ogen, sterretjes zien [mijn oogen schiemere] [N 10 (1961)] III-1-1
schenkkan schenker: sxēŋkər (Wanssum) schenkkan III-2-1
scheppen scheppen: sxø̜pǝ (Wanssum) Maalloon scheppen met behulp van de schep. Het aantal kiloɛs dat per 100 kg mocht worden geschept, is, voorzover opgegeven, achter de betrokken plaatsnummers vermeld. Zie ook het lemma ɛmaalloon, maalgeldɛ. In l 270 was het scheppen tot rond 1910 gebruikelijk.' [N O, 38i; JG 1b; Vds 170; Jan 268; Coe 253; Coe 256; monogr.; A 42A, 48] II-3
scheren scheren: schère (Wanssum, ... ) scheren III-1-3
scherp kijken scherp kijken: schaerep kieke (Wanssum), zuiver kijken: zuuver kieke (Wanssum) kijken: scherp kijken [miere, blieke] [N 10 (1961)] III-1-1