21143 |
sjees |
sjeesje:
šēskǝ (L214p Wanssum)
|
Licht en hoog tweewielig rijtuigje voor twee personen met een verstelbare kap. Er is geen aparte bok voor de koetsier. De sjees was voor rijke boeren vaak het voertuig waarmee ze onder meer naar de kerk of naar de stad gingen. De sjees is het bekendste tweewielige rijtuig, vandaar dat de benaming "sjees" ook wel vermeld werd als naam voor het tweewielig rijtuig in het algemeen. [N 17, 5; N 101, 1, 3, 4, 8, 15; N G, 51; L 1a-m; L 36, 70; S 18, 30; monogr]
I-13
|
33550 |
sla, algemeen |
salade:
slaai (L214p Wanssum)
|
I-7
|
17870 |
slaan |
slaan:
blònt ɛm blòuw gəslāgə (L214p Wanssum),
bōnt ɛm blòuw gəslāgə (L214p Wanssum),
slaon (L214p Wanssum),
sloj oow um ow ōōre (L214p Wanssum),
slòij ów ym ów urə (L214p Wanssum)
|
bont en blauw geslagen [RND] || ik sla je (met de potlepel) om je oren [DC 03 (1934)] || slaan [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
33028 |
slaan met de zicht |
uithalen:
ythālǝ (L214p Wanssum)
|
De slaande beweging maken met de zicht. Zeer vaak werd voor deze vraag dezelfde opgave gegeven als voor de algemene vraag "maaien met de zicht". Hier zijn alleen de opgaven opgenomen die niet identiek zijn met de vragen "inkappen" of algemeen "maaien met de zicht". Zie ook de toelichting bij het vorige lemma ''maaien met de zicht'' (4.2.1). [N 15, 16f; monogr.]
I-4
|
18596 |
slaapmuts |
slaapmuts:
slāōpmuts (L214p Wanssum)
|
slaapmuts
III-1-3
|
25342 |
slachten |
slachten:
slāxtǝ (L214p Wanssum)
|
Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.]
II-1
|
17871 |
slag |
slag:
slag (L214p Wanssum)
|
Klap. Hij gaf me een klap op mijn schouders. [DC 17 (1949)]
III-1-2
|
33728 |
slagboom |
barrier:
briǝr (L214p Wanssum)
|
Een toegangshek in de vorm van een enkele boom die om een paal draait, aangebracht in een omheining of op een dam in een sloot bijvoorbeeld. [A 25, 5b; L 19B, 6; monogr.]
I-8
|
22825 |
slaghout bij het beugelen |
slager:
slèger (L214p Wanssum)
|
Slager, soort voorwerp gebruikt bij het beugelen (z. ald.), soort slaghout.
III-3-2
|
34593 |
slagschei |
schei:
sxęi̯ (L214p Wanssum)
|
De verbindingsschei(en) waarop de neergeslagen bak van de slagkar rust. [N 17, 19; N G, 56d]
I-13
|