e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L214p plaats=Wanssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stiefouders stiefouders: stiefēlders (Wanssum) stiefouders [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefvader stiefvader: stiefvader (Wanssum) stiefvader [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefzoon stiefzoon: stiefzôên (Wanssum) stiefzoon [DC 05 (1937)] III-2-2
stiekem stiekem: stiekum (Wanssum) heimelijk, stiekem, in het geniep [stilles] [N 07 (1961)] III-1-4
stier stier: stīr (Wanssum), var: var (Wanssum) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijf van vingers en handen stijf: stief (Wanssum, ... ), stīēf (Wanssum) stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)] III-1-2
stijfsel stijf: stīf (Wanssum) stijfsel III-2-1
stilstaan ju(j): jȳ (Wanssum) Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.] I-10
stoel stoel: stūl (Wanssum) stoel III-2-1
stof stof: stof (Wanssum), stóf (Wanssum) stof [DC 23 (1953)] || stof: weefsel van verschillende aard III-1-3, III-2-1