e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L214p plaats=Wanssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stofblik drekblik: drekblek (Wanssum), handvèger en drekblek (Wanssum), dreksblik: drɛks˂blɛk (Wanssum) stofblik [DC 15 (1947)] || stoffer en blik samen [DC 15 (1947)] III-2-1
stok stok: stok (Wanssum) Bepaalde veenmaat met een lengte van doorgaans 2.50 m. [II, 63a] II-4
stoker stoker: stø̜̜̄̄kǝr (Wanssum) De arbeider die tijdens het bakproces het vuur in de ringoven op de vereiste temperatuur houdt. Wanneer het vuur in de oven te warm was, zei men in Q 121b dat de oven te gloei (ts\ glø̜j) was. [N 98, 140; monogr.] II-8
stokvis stokvis: stoͅk˃ves (Wanssum) stokvis III-2-3
stomen zwademen: de moeër zwaait: de waterketel stoomt de laamp zwaait: de (petroleum)lamp rookt, geeft roet af  zwāi̯ə (Wanssum) stomen III-2-1
stoof, voetenwarmer stoof: stō̞f (Wanssum) voetstoof III-2-1
stoofvlees, zuurvlees zuurvlees: zūrvleͅi̯s (Wanssum) gemarineerd rundvlees III-2-3
stookpotten stookgatter: stōk˲gatǝr (Wanssum) Ronde gaten in het gewelf boven de kamers, afgesloten door ijzeren deksels, waardoor de brandstof toegevoerd wordt. In Q 83 werden de kolen door het kijkgat in de oven geschept. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛkijkgatɛ.' [N 98, 136; N 98, 137; monogr.] II-8
stootring as: as (Wanssum) Verdikking van de as tussen de asarm en het asblok waardoor het wiel op een veilige afstand van het asblok gehouden wordt. De stootring kan met de as worden meegegoten maar er ook als een los element om bevestigd zijn. [N 17, 52 + 54 + add; N 18, 98d + 99; N G, 49a, 53f; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; L 20, 20a; L 39, 21 + 22; A 4, 20a; Wi 15; monogr.] I-13
stoppeleinde van de schoof kont: kōnt (Wanssum), vot: vǫt (Wanssum) De onderkant van de schoof, daar waar de halmen afgesneden zijn. Zie afbeelding 7. [N 15, 21a; JG 1a, 1b; monogr.] I-4