33506 |
tuinbonen |
wollebonen:
wulleboeën (L214p Wanssum),
wollewoepen:
wullewoepe (L214p Wanssum)
|
tuinbonen || tuinboon
I-7
|
33615 |
tuinman, boomkweker |
boomkweker:
JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.
buəmkwekər (L214p Wanssum)
|
[RND 10]
I-7
|
30188 |
tuinmuur |
tuin:
tȳn (L214p Wanssum)
|
Uit horizontale en verticale balken samengestelde wand die is opgevuld met vlechtwerk en vervolgens is afgesmeerd met leemspecie. In plaats van vlechtwerk kunnen ook bakstenen worden gebruikt. [S 42; N 4A, 53f; N F, 56b; N 31, 45a; monogr.; N 4A, 52f; N 4A, 52d]
II-9
|
20746 |
tulband |
tulband:
Syst. WBD
tulband (L214p Wanssum)
|
Tulband (redong, bont, bontekoek, turkse muts, sultan?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19466 |
turf |
kluiten:
klytǝ (L214p Wanssum)
|
Met de benaming ''turf'' duidt men doorgaans een brok veen aan van een bepaalde vorm en grootte dat men door steken uit hoogveen of door baggeren uit laagveen verkrijgt. Verschillende bewerkingen worden op dat brok veen toegepast voordat het als brandstof kan dienen. Soms bedoelt men met ''turf'' veengrond of veen in het algemeen. [I, 1; monogr.]
II-4
|
26795 |
turfspa |
turfschup:
tø̜rfsxøp (L214p Wanssum)
|
Afhankelijk van de plaats de gebruikelijke schop om turf te steken. In het algemeen een schop met een blad zo breed als een turf breed is en lang als een turf lang is of kan zijn. [N 18, 17; I, 55; monogr.]
II-4
|
32960 |
tweede grasoogst |
tweede schaar:
twędǝ sxǭr (L214p Wanssum)
|
Het gras dat de koeien afgrazen als ze voor de tweede maal in de wei lopen. [N 14, 129b]
I-3
|
32958 |
tweede klaveroogst |
tweede snit:
twędǝ snet (L214p Wanssum)
|
In verband met de benamingen voor nagras is de informanten ook gevraagd of ze een specifiek woord kenden voor de tweede klaveroogst; hier zijn alleen de opgaven opgenomen die afweken van die voor ''nagras''. [N 14, 128c]
I-3
|
20427 |
tweeling |
tweeling:
twelling (L214p Wanssum)
|
tweeling
III-2-2
|
30096 |
tweesteense muur |
tweesteense:
twiǝstɛns (L214p Wanssum)
|
Muur waarvan de dikte gelijk is aan de lengte van twee metselstenen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord en woorddeel '(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 37d; monogr.]
II-9
|