19370 |
verhuizen |
verhuizen:
vərhyzə (L214p Wanssum)
|
verhuizen
III-2-1
|
22507 |
verjaardag |
verjaarsdag:
verjāōrsdag (L214p Wanssum)
|
Verjaardag.
III-3-2
|
20367 |
verkering hebben |
vrijen:
vri-jje (L214p Wanssum)
|
vrijen
III-2-2
|
18002 |
verkleumd |
stijf:
stief van de kild (L214p Wanssum),
stief van kèlt (L214p Wanssum),
verstijfd:
verstīēft van de kelt (L214p Wanssum)
|
verstijfd van kou [verkild] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18074 |
verkouden |
verkoud:
ik bin verkelt (L214p Wanssum)
|
Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
19038 |
verlegen |
bleu:
bluuej (L214p Wanssum),
bluuj (L214p Wanssum),
bluuwj (L214p Wanssum),
blŭŭj (L214p Wanssum),
verlegen:
verlaege (L214p Wanssum),
verlège (L214p Wanssum)
|
verlegen [schoow, sjou, bluuj, besjeemt] [N 06 (1960)]
III-1-4
|
18850 |
verlegen (zijn) |
bleu:
bluuej (L214p Wanssum)
|
verlegen, bleu
III-1-4
|
21393 |
verliezen |
verliezen:
verlṇĕze (L214p Wanssum)
|
Verliezen.
III-3-2
|
20850 |
verpieteren |
verzauwelen:
vərzau̯ələ (L214p Wanssum)
|
het smakeloos worden van eten door te lang koken of te lang warm houden
III-2-3
|
22711 |
verschillende knikkerspelen: nagooien |
nadreutelen:
Sub dreutele.
nāōdreutele (L214p Wanssum),
nadruilen:
ww. zw. Ook naoketse. De bedoeling was, al voortwandelend de knikker van de tegenspeler al rollend of werpend te raken, of er zo dicht bij te komen, dat je de knikkers kon "spanne"(z. ald.).
nāōdrölle (L214p Wanssum),
znw. o. Ook naoketse. De bedoeling was, al voortwandelend de knikker van de tegenspeler al rollend of werpend te raken, of er zo dicht bij te komen, dat je de knikkers kon "spanne"(z. ald.).
nāōdrölle (L214p Wanssum),
naketsen:
Sub naodrölle. De bedoeling was, al voortwandelend de knikker van de tegenspeler al rollend of werpend te raken, of er zo dicht bij te komen, dat je de knikkers kon "spanne"(z. ald.).
nāōketse (L214p Wanssum)
|
Knikkeren. || Knikkerspel waarbij al voortgaande de een zijn knikker in voorbewegingsrichting rolde en daarna de ander die met zijn knikker trachtte te raken of op spanwijdte (z. spanne) trachtte te naderen. (z. drölle) || Knikkerspel.
III-3-2
|